Person:Pietje Hollander (3)

Pietje Hollander
d.1896
m. 18 May 1820
  1. Pietje Hollander1821 - 1821
  2. Sytske Hollander1823 - 1861
  3. Pietje Hollander1824 - 1896
  4. Hendrikje Hollander1827 - 1871
  5. Hein Hollander1830 - 1830
  1. Youke AlgraAbt 1855 -
  2. Jones AlgraAbt 1857 -
  3. Odelia Algra1861 - 1913
  4. Ida Algra1863 - 1903
  5. Dirk Algra1866 - 1950
  6. John AlgraAbt 1867 -
m. 10 Oct 1869
Facts and Events
Name Pietje Hollander
Gender Female
Birth[1] 27 Oct 1824 Makkum, Wonseradeel, Friesland, Netherlands
Immigration[2][3][4][5][6][7][8] 22 Mar 1853 New Amsterdam, La Crosse, Wisconsin, United States
Immigration[12] 11 Jun 1853 New Orleans, Orleans, Louisiana, United States
Marriage to Tjipke Dirks Algra
Marriage 10 Oct 1869 Holland, La Crosse, Wisconsin, United Statesto Charles Waters
Census[11] 1870 Holland, La Crosse, Wisconsin, United States
Census[10] 1880 Jefferson, Monroe, Wisconsin, United States
Death[9] 1896
Burial[9] Melvina Cemetery, Melvina, Monroe, Wisconsin, United States


© Op 26 februari 1853 vertrokken 87 Friese emigranten vanuit Harlingen met de The City of Norwich, naar Norwich, Engeland. De groep stond onder leiding van Oepke Haitzes Bonnema geboren op 26 mei 1825 te Kimswerd, overleden 1895 te New Amsterdam, La Crosse County, Wisconsin, United States, begraven op Green Mound Cemetry, pionier, schoolmeester en rijke graanhandelaar. Oepke had in Amerika een grote lap land gekocht (800 acres) met het idee om deze emigranten een betere toekomst te bezorgen. Ze kregen van Oepke een stuk grond om te bewerken of vee te houden. En met de opbrengst konden ze Oepke afbetalen. Het gebied aan de Mississippi leek erg op hun oude vertrouwde Friesland. Pietje Hollander zat ook bij deze groep. Oepke werd geholpen door Broer Baukes Haagsma. Broer was eerst ondermeester te Arum, daarna is hij de boekhouder van Oepke geworden. Hij heeft een soort dagboek bij gehouden, het zou eigenlijk gepubliceerd moeten worden. Na aankomst in Engeland reisden ze per trein naar Liverpool, waar ze aan boord gingen van het vrachtschip (nieuwe bark William and Mary 518 ton 140 foot lang, gebouwd in Bath, Maine, USA, maiden voyage), die half geladen was met spoorrails, droge goederen en servies, dus kon er nog wel wat passagiers mee naar New Orleans, Amerika. Uiteindelijk vertrtokken er eenentachtig, zes bleven achter in Liverpool. De bemanning bestond uit Kapitein Timothy Stinson, eerste stuurman Sam Welch en ongeveer achttien bemanningsleden . Ze vertrokken op 22 maart 1853. Op de passagierslijst van de William and Mary staan zevenentachtig namen uit Friesland. Ze werden samen met een Fransman M, Aime, Bonne, enkele van Engelse afkomst Luke Stewart en vrouw en twee dochters, Joseph Brooke en vrouw, Mr Miller, en de familie John Brown zijn vrouw en vier kinderen uit Schotland, en honderdzesentwintig Ierse en Duitse emigranten, onder in het schip in een open ruimte ondergebracht. Het rantsoen eten dat door stuurman Sam Welsh werd uitgereikt bestond uit, zeven biscuits, een pond meel, een pond havermout, een pond rijst, twee pond gedroogde erwten, een pond suiker, een klein zakje thee, flesje azijn, zes aardappels, een pond rundvlees, een pond varkensvlees. Moest voldoende zijn voor een week. De kwaliteit van het eten was erg slecht, het vlees was groen de biscuits en havermout beschimmeld en azijn was meer water dan azijn. Rundvlees leek erg op olifantsvlees. Een probleem was ook het lastigvallen door de kapitein en bemanningsleden van de jonge vrouwelijke passagiers. Al voordat het schip de haven had verlaten werd het de Friese jonge vrouwen verboden blootsvoets aan dek te komen, en mochten niet op het achterdek komen waar kapitein Stinson zijn hut had. Het werd een bizarre reis. In het ruim moesten ze eten, slapen, en ga zo maar door, de lucht was al snel niet meer te harden. Helemaal toen er een zware storm opstak en het ruim dicht moest.. Na twee dagen op volle zee werd een jonge Fries van ongeveer vijfentwintig jaar ziek en overleed na zes dagen van hevige pijn en roepend om zijn Mem (Moeder). Ziekte sloeg snel om zich heen. Een Fries echtpaar moest twee kinderen een zeemansgraf geven.©

Sjoerd Douwes Bekius, afkomstig van Nieuwe Bildtzijl,geb; 26 februari 1823, zag op een morgen een zwarte matroos vastgeketend aan de hoofdmast met een ijzerenstaaf in zijn mond om hem in bedwang te houden. Hij was en werd zwaar afgetuigd en zat onder het bloed. Sjoerd was horrified, en vroeg stuurman Sam Welch in gebrekkig engels wat de matroos had misdaan. Hij had ongevraagd iets tegen een stuurman gezegd en dit was de juiste straf voor deze overtreding. Maak je geen zorgen, zei Welch, het zijn net als honden en paarden , ze voelen veel minder pijn den blanken. Sjoerd protesteerde nogmaals en vroeg of de arme ziel benedendeks gebracht worden voordat de vrouwen kinderen aan dek kwamen, en of de kapitein Stinson op hoogte was van deze barbarisme Sam Welch reactie was, de kapitein gaf opdracht, en of hij ook een behandeling wilde als de negroe. Sjoerd is niet meegegaan naar La Crosse , maar reisde via de Mississippi naar Nebraska Hij trouwde een Nederlands meisje (Tiertje Berkompas) Tietje Berkenpas, geb; 12 maart 1836 te Menaldum. Op haar geboortakte vermeld als Berkonpas. Stichtte een farm en bracht negen zoons en vier dochters ter wereld, In 1888 verhuisden twee zoons Martin en John Bekius naar Sioux City, Iowa, Ze namen een nieuwe achternaam aan Bekins, dat klonk beter. In 1891 begonnen ze een verhuis en opslagbedrijf. Nu een van de grootste van de USA .Met meer dan 300 vestigingen. Bekins Van Lines©

Een reis naar New York in 1853 duurde gemiddeld vijftien dagen, en naar New Orleans drie weken. De William and Mary was na drie weken nog niet eens halverwege. Op vrijdagmiddag 3 mei 1853 passeerde de William and Mary eindelijk een punt genaamd The Hole in the Wall, gelegen op het zuidelijkste punt van het eiland Abaco een van de Bahama eilanden. Hierna stuurde de kapitein noordwest richting Stirrup Key op 10 mijl afstand. Een paar uur was de lucht schitterend oranje daarna helrood, maar binnen een uur veranderde het weer totaal. De lucht werd donker en het begon te waaien Het slechte weer was voor de kapitein geen reden om van koers te veranderen, en hij bleef dicht op kust varen. De wind werd heviger,en het begon te stormen uit het zuidoosten, met windvlagen en regen. Stuurman Welsh gaf order, all hands on deck. Om half negen sloeg het onheil toe, de bark werd naar stuurboord getrokken en liep met enorme klap vast op een rif. Volgens Kapitein Timothy Stinson moet dit noord-west van Great Isaacs zijn geweest, het was al donker en hij kon de Keys niet meer zien. Er brak grote paniek uit , kabels knapten, kabelblokken vielen naar beneden, masten knapten. Een mast verpletterde het roer, en sleurde de stuurlui mee de zee in. Met luid schrapend geluid werd de bark teruggeworpen in de kolkende zee, en dreef weg, hierna liep ze weer vast op hetzelfde rif en liep zware averij op (gat in de romp). De lange nacht die volgde probeerden passagiers met pompen bidden de bark drijvende te houden. Kapitein Timothy Stinson, die druk met zichzelf bezig was, had zich teruggetrokken in zijn hut, en liet zich nu en dan informeren over waterstand in het ruim. Wel had hij de bemanningsleden opdracht gegeven om de twee kleine reddingsboten te bevoorraden (voedsel waarschijnlijk). De twee grote reddingsboten waren vernield bij neerlaten in zee. De volgend morgen bij daybreak gingen enkele passagiers aan dek om bij te komen van het pompen Ze zagen de kapitein met een bijl in zijn hand aan de railing staan. Met een enorme sprong belande hij in een reddingsboot. Hij kapte de touwen door en dreef weg van William and Mary Enkele wanhopige passagiers sprongen in zee en probeerden de reddingsboten te bereiken. Een oude Ierse man had zich al vastgeklampt aan de boot, met de bijl werd genadeloos zijn hand afgehakt. Zijn dochter zat al in de boot, en zag haar vaders verminkte arm en begon te gillen en schreeuwen. Ze werd opgetild en in de zee geworpen. De twee reddingsboten dreven weg. Kapitein TIMOHTY STINSON stond in de boot en bracht een laatste saluut en zwaaide met zijn pet. Direct daarna zou de bark zijn gezonken, daarbij zouden er honderdzeventig passagiers zijn omgekomen, twee overlevenden zouden er zijn.

Althans dit verklaarde Kapitein Timothy Stinson aan de officiële autoriteiten. De werkelijkheid lag even anders. Timothy Stinson en zijn (waarschijnlijk dronken) bemanning hadden de emigranten aan hun lot overgelaten en waren er met een reddingsboten vandoor gegaan. Timothy Stinson en zijn bemanning werden opgepikt door een Engels vrachtschip de Reuben Carver, kapitein Edward Cobb. Of de Britse bark Pollock, beide op weg naar New York. In New York vertelde Timothy Stinson aan de pers dat er honderdzeventig passagiers bij scheepsramp waren omgekomen. In de grote kranten werd de scheepsramp (Stinsons versie) uitgebreid bericht. New York Daily Times 18 mei 1853, Times of Londen 30 mei 1853.©

De emigranten, verlaten door de laffe bemanning, vochten om te overleven. Met hulp van Mr John Brown, die een gepensioneerde marine technicus was, lukte het om de William and Mary nog twee dagen drijvende te houden. Hulp kregen ze van de inheemse bevolking van de nabij gelegen eilanden, die met zelf gemaakte vlotten de emigranten van de bark haalden en op het strand afzette. Hulp kwam ook van de schoener Oracle, en Kapitein Robert Sands van de Elbow Key en de crew van sloep The Contest met een zwarte bemanning die vele dankbare drenkelingen aan strand zette, Al hun schamele bezittingen waren ze kwijt, waarschijnlijk ook de klompen en oorijzers die in Liverpool de aandacht van de Engelse dames trokken, die dachten dat de Friezinnen geen haar hadden. Twee hebben de ramp niet overleefd. Na een paar weken bereikten de groep de hoofdstad van Nassau, van waaruit de reis naar New Orleans, Louisiana, kon worden vervolgd. Dit met hulp van de lokale bevolking.

De laffe rol van Kapitein Timothy Stinson was ook de pers ook niet ontgaan Hij werd stevig bekritiseerd Hij vluchtte met vrouw en zoon naar Australië.©

Op 9 juni 1853 bereikten ze New Orleans, Louisiana. De immigratieambtenaar van New Orleans heeft geen haven van vertrek ingevuld op de papieren. De ambtenaar moet waarschijnlijk de Friezen op hun blauwe ogen hebben vertrouwd, papieren hadden ze ook niet meer. Daarna begonnen ze aan de duizend kilometer lange tocht over de Mississippi rivier naar Wisconsin, 12 juni 1853 arriveerden ze bij St Louis Missouri. Bij Davenport, Iowa, stond er iemand op wal die riep “Hwer komme jimme wei” (Waar komen jullie vandaan). Hij kwam uit Wolvega, de eerste Fries die ze in Amerika aantroffen, aldus Broer Baukes Haagsma. Op 1 juli 1853 kwamen ze aan in de vruchtbare landstreek van Blackriver, La Crosse County, Wisconsin, gelegen aan de Mississippi. Ze gingen voortvarend te werk en 5 november 1853 was er nederzetting gebouwd, er stonden al vijf forse huizen. Ze noemden de nederzetting Frisia later omgedoopt tot New Amsterdam.

Het “Land van droom en wensen” bracht niet voor iedereen welvaart en geluk. Dit geldt zeker voor de pionier Oepke Bonnema, hij trouwde met Ytje Tienstra ongeveer 1857 , huwelijk bleef kinderloos, gingen scheiden. Er was nog een tweede huwelijk met Luisa Spangler een domineesdochter uit Zwitserland, ook kinderloos. Zakelijk ging het ook niet voor de wind, hij was mede-eigenaar van een stoomschip varende op de Mississippi, heeft daarmee veel geld verloren. Had in New Amsterdam een houtzaagmolen en een verkooppunt in Saint Luise waar het gezaagde hout werd verkocht. Met de tarwehandel in Chicago was hij ook niet erg succesvol.©

References
  1. Geboorte, in Wonseradeel, Friesland, Netherlands. Burgerlijke Stand
    Akte: A 237.
  2. Passagierslijst William and Mary
    1853.
  3. Robert E Amstrong (John Brown,s Daughter).
  4. The New York Times. (New York, New York)
    18 mei 1853.
  5. The New York Times. (New York, New York)
    31 mei 1853.
  6. Leeuwarder Courant. (Leeuwarden, Friesland, Netherlands)
    1952.
  7. Leeuwarder Courant. (Leeuwarden, Friesland, Netherlands)
    15 jun 1982.
  8. The Founding of New Amsterdam in La Crosse County.
  9. 9.0 9.1 Peacha Algra, in Find A Grave.
  10. Monroe, Wisconsin, United States. 1880 U.S. Census Population Schedule.

    "United States Census, 1880," index and images, FamilySearch (https://familysearch.org/pal:/MM9.1.1/MNH4-MYP : accessed 24 January 2015), Petronella Waters, Jefferson, Monroe, Wisconsin, United States; citing enumeration district 39, sheet 200B, NARA microfilm publication T9 (Washington D.C.: National Archives and Records Administration, n.d.), roll 1439; FHL microfilm 1,255,439.

  11. La Crosse, Wisconsin, United States. 1870 U.S. Census Population Schedule.

    "United States Census, 1870," index and images, FamilySearch (https://familysearch.org/pal:/MM9.1.1/MN9G-8FB : accessed 24 January 2015), Pitche Walters in household of Carl Walters, Wisconsin, United States; citing p. 11, family 70, NARA microfilm publication M593 (Washington D.C.: National Archives and Records Administration, n.d.); FHL microfilm 553,220.

  12. Passagierslijst ‘William and Mary’