Seyno van Heeckeren, later van Dorth genoemd, heer
van Dorth, knape, geeft 1321 de tienden van Nijenhuis
onder Oxe in leen uit, houdt Hoenover in leen van den
bisschop omstreeks 1325, verklaart zijn huis en veste tot
Dorreth van den bisschop in leen ontvangen te hebben
en tot zijn open huis te zullen houden 26 Febr. 1329,
belooft met zijn zoon Heynric het (nieuwe) huis tot Durt
open te houden voor den hertog van Gelre 19 Dec. 1348,
zegelt voor den hertog 25 Januari 1359, trouwt [Agnes].
De heerlijkheid Dorth lag op de grenzen van Gelderland en Overijssel, ten deele in de eene, ten deele in de andere provincie. (...) De hof te Dorth zal naar alle waarschijnlijkheid de oorspronkelijke saelstede van Dorth zijn geweest en werd in leen gehouden van den bisschop van Utrecht. De oudst bekende beleening in 1329 spreekt nog van het huis en veste tot Dorreth, doch in verband met de latere beleeningen van het huis te Dorth door den hertog van Gelre (sinds 1348) veronderstelt Hofman dat Seyno van Dorth (II) kort na 1329 begonnen is een nieuw huis aan de Geldersche zijde te bouwen, dat hij in leen hield van den hertog van Gelre. Hoe dit ook zij, wij vinden sinds 1348 de heeren van Dorth zoowel met het huis (Gelderland) als met den hof (Overijssel) beleend, als gevolg waarvan zij óf in de ridderschap van het kwartier Zutphen óf in die van Overijssel verschreven konden worden.