Person:Christina van Oegstgeest (1)

Watchers
Christina van Oegstgeest
 
d.Bef 15 May 1276
  1. Christina van Oegstgeest - Bef 1276
  • HDirk van CuijkAbt 1200 - Bef 1260
  • WChristina van Oegstgeest - Bef 1276
  1. Hendrik van Cuijk, Burggraaf van Leiden1240 - 1319
Facts and Events
Name[1] Christina van Oegstgeest
Gender Female
Marriage to Dirk van Cuijk
Death? Bef 15 May 1276
Title (nobility)? Vrouwe van Oegstgeest
Title (nobility)? Burggravin van Leiden
References
  1. Christina van Leiden, in Koorn, Florence W.J. Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. ('s-Gravenhage, Zuid-Holland, Netherlands: KNAW/Huygens Instituut)
    [[1]], gevonden 2015.

    LEIDEN, Christina van (gest. vóór 15-5-1276), burggravin. Dochter van Jacob burggraaf van Leiden (actief 1201-1241). Christina van Leiden trouwde (1) [onzeker] met Dirk van Oegstgeest (actief 1221-1242), ridder; (2) [zeker] vóór 30-5-1253 met Dirk van Cuijk (actief 1242-1253), ridder. Uit huwelijk (1) werd wellicht 1 zoon, uit (2) werden 1 of 2 zoons geboren.

    Volgens een aantekening in een leenregister uit 1420 werd de erfdochter van de Leidse burggraaf Jacob bij diens overlijden door de grafelijkheid van Holland ‘in voogdij’ genomen. Dit betekende dat de grafelijkheid het bewind over haar erfenis voerde en mogelijk ook dat zij aan het hof van de graaf werd opgevoed. Vast staat dat zij naderhand werd uitgehuwelijkt aan ‘een jongere broer’ uit de Utrechtse stadsgravenfamilie Van Cuijk. Als eigen inkomen kreeg zij de zogeheten ‘lage rechtspraak’ in Leiden en omstreken mee (Hoek, 54-55). Zij mocht dus een schout benoemen en had recht op een deel van de door deze geheven boetes. Door de familie van haar man werd zij beleend met land en tienden bij Sliedrecht. In een leenbrief uit 1251 noemt haar zwager Hendrik (III) van Cuijk haar ‘mijn lieve Christina, burggravin van Leiden’. Er was toen vermoedelijk nog geen stamhouder, want de leenbrief hield uitdrukkelijk de mogelijkheid open dat het leen op een dochter kon vererven. In 1253 trad Christina, ‘nederige burggravin (castellana) van Leiden’ en ‘gemalin van [Dirk], burggraaf aldaar, ridder’ zelf als leenvrouwe op. Haar man zegelde voor haar ‘omdat wij zelf geen zegel gebruiken’ (Kruisheer, 568, 655). Haar zoon Hendrik staat voor het eerst te boek in 1276. Hij was toen burggraaf van Leiden en leenvolger van zijn kort tevoren overleden moeder. In 1284 oorkondde hij dat burggraaf Jacob van Leiden zijn grootvader was geweest (Beelaerts, 220).

    In een verklaring uit 1364 is sprake van een andere zoon van Christina van Leiden. Hij heette heer Willem van Oegstgeest, was ridder, had een dochter Christina, zegelde in 1285 en testeerde in 1312 (Janse, 16-17). Deze Willem zou vernoemd zijn naar een grootvader die in 1201 leefde (Monna, 68-69). Christina van Leiden moet dan eerder getrouwd zijn geweest met een zoon van Willem (I) van Oegstgeest – mogelijk Dirk van Oegstgeest, actief 1221-1242. Een aanwijzing daarvoor zou kunnen zijn dat de wapenzegels van Willem (II) van Oegstgeest uit 1285 en die van burggraaf Dirk van Leiden (zegelt vanaf 1310, zoon en opvolger van burggraaf Hendrik) aanzienlijk verschillen (Beelaerts, 291).

    Belangrijker dan deze genealogische puzzels (vgl. Lugt noot 752) is de vraag hoe Christina’s titel ‘burggravin van Leiden’ in 1251 en 1253 moet worden begrepen. Het burggraafschap was bij de dood van haar vader teruggevallen aan de grafelijkheid. De historicus A. Kluit stelde in 1805 dat dit ‘kasteleinschap’ tot 1276 een mannelijk leen was en dat Christina ‘burggravin van Leiden’ werd genoemd vanwege haar huwelijk met heer Dirk van Cuijk, ‘burggraaf van Leiden’ (Kluit, 261). De genealoog W.A. Beelaerts van Blokland meende echter dat Dirk als burggraaf louter uit naam van zijn gemalin optrad. Vermoedelijk had Kluit gelijk. Ook in dertiende-eeuwse oorkonden van het Hollandse gravenhuis betekende de titel ‘gravin’ namelijk in eerste aanleg ‘gemalin van de graaf’ (Broer, 159-165). Hiermee werd zonder twijfel tevens de toon gezet voor de lagere adel. Dat Christina van Leiden in 1253 als ‘burggravin’ oorkondde, was dus waarschijnlijk alleen omdat haar man burggraaf was. Hun zoon Hendrik heeft dit ambt kennelijk van zijn vader en niet van zijn moeder geërfd.