Nog geen vierde uur ten zuiden van het dorpje Bronkhorst - wel bekend als voormalige Bannerij - ligt, niet ver van den IJssel verwijderd, eene aanzienlijke boerenplaats, Spaensweert geheeten, een oud adellijk leengoed, dat ook zelf weder eene leenkamer bezat en waaronder dus achterleenen ressorteerden; omtrent dit goed en zijne voormalige bezitters willen wij een en ander mededeelen.
Sommigen zoeken den oorspong van den naam Spaensweert in het oude Spanna - genoemd in het jaar 1003 in het Graafschap Hameland1) - of wel Spana in de IJsselgouw, genoemd tusschen de jaren 1053 en 71 in een staat van inkomsten der Abdij Corvey2); of liever zij zoeken Spanna of Spana ter plaatse, waar thans nog Spaensweert wordt ge-
1)Zie: v.d. Aa, Aardr. Woordenb. X, bl. 614; doch wij hebben dien brief nergens kunnen vinden, waar is die afgedrukt?
2)Sloet, Oorkondenboek van Gelre en Zutphen I, No. 167 en Reg. II, bl. 1155.
[p. 10]
vonden, ten gevolge van de, ofschoon geringe overeenkomst van naam. Alhoewel dit niet onmogelijk is, komt het ons het natuurlijkst voor, dat, wijl men Spaensweert het eerst aantreft in bezit van het geslacht Spaen, zooals wij dadelijk zullen zien, de bezitting haar naam ontleend heeft aan den eigenaar, en dat dus Spaensweert niets anders beduidt als weerd of waard van Spaen.
Spaensweert, ofschoon in de Graafschap gelegen, behoorde tot het kerspel Brummen en dus tot het kwartier van Veluwe, en was een leen ten Zutphenschen rechte. De eerste, die wij er mede beleend vinden, was Jan of Johan Spaen tot Spaensweert, Ao. 1326, behoorende tot het oude bekende adellijke geslacht van Spaen1). Zijne vrouw is niet bekend, doch hij verwekte bij haar drie kinderen: Willem, Hendrik en Griete. De oudste zoon Willem was een der medebezegelaars van het verbond der Graafschap Zutphen in 1375. Drie jaren later werd hij beleend met: ‘'t Goet geheeten Spaensweert gelegen in den kerspel van Brummen te dienstmansrechte’.
Dat deze Heeren Spaen niet altijd even goede vrienden waren met hunne naburen de Heeren van
1)Zie hierover o.a.: Geld. Volksalm. 1885, bl. 18 en 22.
[p. 11]
Bronckhorst spreekt van zelf, dat lag zoo in den geest dier tijden; doch op elke twist volgt in den regel ook weder eene verzoening, en zoo vinden wij, dat deze Willem Spaen in 1385 een verdrag sluit met Gijsbert en Frederik van Bronckhorst, gebroeders, zonen van den Heer van Bronckhorst, voor zich en zijne zuster Griete, voor alle schuld, die zij aan zijn vader Johan, aan zijn broeder Hendrik en aan hen (Willem en Griete) schuldig waren, zoo wegens het verlies en de schatting tot Ommen, als wegens de paarden, die zijn broeder Hendrik Spaen aan Berndt Sleeverte of Slabberte van Velen geleend had, uitgenomen de visscherij tusschen de Heerschap van Bronckhorst en hem Willem1).