Gijsbert uten Goye was ridder, maarschalk van het Sticht en commandeur van de Duitse Orde in Utrecht.
Gijsbert uten Goye wordt 1245-1270 in oorkonden vermeld. Hij was heer van Hagestein en heer van Houten en 't Goy. Voor beide heerlijkheden was hij leenman van de heer van Cuijk. Zijn hoofdburcht was het kasteel ten Goye bij Houten; zijn huis te Hagestein droeg hij in 1251 in leen op aan de graaf van Gelre. In 1252 laat hij een zegelring maken samen met zijn broer Wouter en Gijsbrecht IV van Amstel[1], waarschijnlijk in Utrecht. Gijsbert is omstreeks 1253 tot ridder geslagen. In 1265-1266 is hij maarschalk van het Sticht. Daarna trekt hij zich uit het wereldlijk leven terug en wordt hij broeder van het Duitse Huis te Utrecht. In 1270 is hij commandeur van deze orde. Hij overlijdt 16 maart 1271. Hij is dan ongeveer 60 jaar oud. Gijsbert werd begraven in de Sint-Annakerk van het oude Duitse Huis buiten de stadsmuren. In de zestiende eeuw is een portret van hem gemaakt als landscommandeur van de Duitse Orde.
Gijsbrecht verzoende zich in 1252 met het kapittel van St. Marie, dat hij ruim tien jaar had gehinderd in het bezit van de tienden te Houten en 't Goy. Al in 1227 had Gijsberts vader afstand van zijn aanspraken moeten doen, maar Gijsbert meende er kennelijk toch nog rechten op te hebben. Gijsberts vader was de 'nobilis' of edelvrije Wouter, graaf van Goye, die wordt vermeld 1208-1232. Zijn moeder was Rixa van Amstel, zelf van onvrije of ministeriale afkomst, waardoor ook haar kinderen in deze stand werden geboren. Zoon Gijsbert heeft kennelijk nog geprobeerd te titel 'graaf' te voeren; zijn zegel uit 1252 laat zien dat daarop een woord is uitgestoken, waar deze titel vermoedelijk stond vermeld. Als ridder zegelde Gijsbert met een groot ruiterzegel, waarop hij als ridder te paard staat afgebeeld. Graaf Wouter stamde af van Waldger (verm. 898-928), graaf van Teisterbant en graaf in IJssel en Lek, Nifterlake (Utrecht) en Upgoye.