Karel, keizer, graaf van Holland, beleent Gerard van Rhenoy, raad en meester van de Rekeningen in Den Haag met het goed, genoemd in regest nr. 11 na overdracht door Walraven Roelofsz., heer van Spijk, in tegenwoordigheid van Jasper van Hogelande, Gelein Zegersz. van Wassenhoven, Jacob de Jonge, heer van Baardwijk, en Cornelis Bertout Jansz., leenmannen van Holland.