Person:Maria Sul (6)

m. 24 Oct 1760
  1. Maria Floris Sul1761 - 1802
  2. Aaltje Floris Sul1763 - 1818
  3. Harmen Floris Sul1765 - 1804
  4. Willem Floris Sul1767 - 1841
  5. Maria Floris Sul1769 - 1818
  6. Jacoba Floris1773 -
  7. Annetje Floris Sul1776 - 1847
  8. Helena Floris1776 -
  9. Dubbel Floris Sul1778 - 1845
m. 18 May 1783
  1. Albert Alberts1784 -
  2. Aaltje Alberts Toeter1786 - 1828
  3. Maria Alberts1787 -
  4. Floris Alberts Toeter1789 - 1858
  5. Jacob Alberts1791 -
  6. Albert Alberts1793 -
  7. Jacobje Alberts Toeter1795 - 1858
  8. Maria Alberts Toeter1799 - 1871
  9. Albert Alberts Toeter1802 -
  10. _____ Toeter1802 - 1802
Facts and Events
Name Maria Floris Sul
Baptismal Name[1] Maria Flores
Gender Female
Christening[1] 22 Jul 1761 Emmeloord, Schokland, Overijssel, Netherlands
Marriage 18 May 1783 Emmeloord, Schokland, Overijssel, NetherlandsRK inzegening
to Albert Alberts Toeter
Death[2] 21 Nov 1802 Emmeloord, Noordoostpolder, Flevoland, Netherlands
References
  1. 1.0 1.1 Doopinschrijving, in Emmeloord, Overijssel, Netherlands. Kerkelijke Registers, 1714-1812
    1761.

    22-07-1761 Anno 1761 die 22 julii baptizata est Maria, filia legitima Floris Hermse et Aleijdis Jacobsen. Suscepit: Janneke Jacobse

  2. Een triest verhaal met medische raadsels, in Het Schokker erf. (Kampen: [s.n.], 1985-)
    Vol 2, pag 14, 1986.

    Op 10-1-1802 had Maria Floris Sul, geb. 22-7-1761, vrouw van Albert
    Albertsen Toeter, een voorspoedige bevalling van een zoon, haar negende
    kind.
    Na drie weken “kreeg zij een zinking in de schouder die na enige tijd op
    eene borst schoot, en zweerde”. Zij werd ernstig ziek, had hoge koorts.
    “Ten laatste had ze tijden dat zij volstrekt geene spijs konde inhouden.
    Nauwelijks was de spijs genuttigd of zij werd uitgeworpen. De
    stads-dockter te Campen meende, zij had klieren in de slokdarm en hij
    voorspelde de dood”. Twee kundige vroedmeesters in Friesland meenden:
    “het scheelde haar in de maage, die geheel verstijfd was”.
    Zo verstreek de tijd, maar verbetering was niet te bespeuren. Doch zie,
    begin oktober moest hals over kop de vroedvrouw gehaald worden. Ze
    baarde een welgeschapen, voldragen dochter, die evenwel geen teken
    van leven gaf. Moeder noch de artsen hadden rekening gehouden met de
    mogelijkheid van zwangerschap. Vader was ontsteld en verwonderd.
    Ieder was opgelucht en meende dat Maria Floris Sul de strijd nu gewonnen
    had.
    Het uitwerpen van spijs en drank hield op, de eetlust nam toe, maar de
    koorts nam niet af”. Pastoor Doorenweerd vreesde dat zij “de tering had,
    omdat de lijderes gestadig hoestte, somstijds gansche nachten”.
    Een geraadpleegde kundige vroedheer te Zwolle gaf echter nog al hoop
    op herstel. Die vroedheer heeft, beter dan de anderen, het gebeurde als
    volgt uitgelegd: “zomstijds hebben zwangere vrouwen tijden dat zij niet
    kunnen slikken. Dit toeval wordt veroorzaakt doordat de baarmoeder
    voor of in de slokdarm trekt en dus eene verstopping voor een tijd bewerkt”.
    De hoop op herstel bleek echter valse hoop. Pastoor Doorenweerd besluit
    dit deel van zijn dagboek als volgt. “Dog naardat de lijderes 3 of 4
    weken nog voor, nog achteruit hadde gegaan, zag men elke dag de
    kragten afnemen. Zij wierp gestadig fluimen uit. Ondanks dat zij een
    zeer dik, sterk, gezond vrouwspersoon was geweest, stierf zij ten laatsten,
    geheel uitgeteerd, op zondag 21-11-1802, juist op het feest der bescherming
    van Maria, haar patronesse. R.I.P.”.