Jorden VAN BAECK, zegelde in 1375 met zijn broer Willem de Zutphense Landsvrede, in 1378 en 1405 beleend met de tienden van Baeck door de graaf van Gelre, en tevens met het goed Baeck zelf, overl. ca. 1417 (in dat jaar werd zoon Willem "als erve zijns vaders" met het goed Baeck beleend); tr.
Bron: Koobs uijt het Woolt deel 4b: "Onze voorouders Van den Padevoort".
Zie ook bij de lenen 4 t/m 8 in het hoofdstuk "Ons voorgeslacht in de leenaktenboeken".
Een geregelde opsomming van de opvolgende eigenaren treffen we aan in de leenactenboeken. Dan blijkt in 1326 Jorden van Bake beleend te zijn met 't Goet te Baeck, terwijl in 1378 Jorden van Bake ontvangen heeft 't goet te Bake te vijffmarckleen en in 1405 den hoff te Baeck tot eenen vijffmarxleen. Hier stuiten we op een moeilijkheid. Nu nog bestaat te Baak buiten het Huis te Baak ook nog een Hof te Baak. De laatste is gelegen bij de torenruïne van de oude Baakse kapel aan de weg naar Bronkhorst. (...) Het is derhalve aan te nemen dat de in de leenactenboeken genoemde Hoff te Baeck de latere havesathe is.
Bron: Middeleeuwse kastelen van Gelderland, Rijswijk 1984, door F.M. Eliens en J. Harenberg (blz. 60 t/m 64).
