|
Facts and Events
Name[1] |
Gervaas van Praet |
Gender |
Male |
Military[3] |
1127 |
Gervaas Van Praet leidde de strafexpeditie tegen de moordenaars van Karel de Goede |
References
- ↑ Geslacht van Praet, in Heerlijkheid van moerkerke.be
[[1]], gevonden 2015.
De eerste van Praet van wie melding van wordt gemaakt in oude genealogische documenten was Gervaas van Praet. Gervaas is mogelijk een afstammeling van burggraaf Boldran van Brugge (+ca.1060) Hij vestigt zich met zijn familie te Oedelem in de nabijheid van het gehucht het "Vliegende Paard" van waaruit hij de heerlijkheid van Praet bestuurt. Hij is één van de kamerlingen van graaf van Vlaanderen Karel De Goede3 en na diens dood in 1127, van Diederik Van Den Elzas (1099 -1168). Hij neemt deel aan de pelgrimstocht van Karel De Goede naar het Heilig Land in 1107-1108. Hij zal zich opwerpen als wreker van de moord op deze laatste.
- Vermelding, in Lauwens, Patrik. Verhalen van Praet
[[2]], 2010.
Gervaas van Praet was kamerheer van Karel van Denemarken, en vergezelde de nieuwe graaf van Vlaanderen in 1119 bij diens intrede samen met de jonge hertog Willem van Normandië. Later leidde Gervaas van Praet de strafexpeditie tegen de moordenaars van Karel de Goede in 1127. Hij was kanselier van de graaf en burggraaf van Brugge.
- ↑ De eerste melding van Gervaas Van Praet, vonden we bij de inhuldiging van Karel van Denemarken, die later "Karel de Goede" zou worden genoemd, als graaf van Vlaanderen in 1119. Bij de intrede van Karel van Denemarken reden aan zijn zijde de jonge hertog Willem van Normandië en Gervaas van Praet, kamerheer, en beschreven als romanheld door Hendrik Conscience [1] als "geroemd als een wijs, moedig en verkleefd ridder".
Er was een complot om de graaf van Vlaanderen, Karel de Goede, te vermoorden, uitgaande van proost Bertulf, de zoon van Erembald van Veurne. Aanleiding waren de plannen van de graaf om de macht van de proost en zijn familie in te perken. Bertulf was administratief hoofd van de graaf, kanselier van Vlaanderen, en had familieleden op belangrijke machtposities weten te plaatsen gedurende de 28 jaar van zijn kanselierschap. Ook al waren deze „ministerielen‟, zeg maar dienaars, niet van adel, toch beslisten zij achter de schermen over het reilen en zeilen van het graafschap. In 1089 was Bertulf als proost van de Sint-Donatiaanskerk [2] te Brugge geïnstalleerd. Hij was een „horige‟ in dienst van de adel en maakte deel uit van een nieuwe klasse van bevoorrechte lijfeigenen die een vrijer statuut verkregen (“ministerielen”). Drie jaar later trad hij toe tot het dagelijks bestuur van Brugge en werden zijn broers benoemd tot burggraven van de stad. De familie van Bertulf, kreeg de bijnaam van „Erembalden‟ en bouwde zijn macht verder uit via een grote zeggenschap over de kanselarij van Brugge, de grafelijke domeinen en het kapittel van de Sint-Donaatskerk. Zoals meer gebeurde in deze nieuwe klasse, sloten zij dankzij hun macht en rijkdom ook huwelijken af met adellijke families. Dat was nog ongebruikelijk in die tijd, omdat het de regel was binnen de eigen stand te huwen. De opkomst van deze nieuwe klasse semi-vrije personen zorgde in heel Europa voor een verstoring van het „klassieke‟ evenwicht tussen adel, kerk en steden. Karel de Goede werd tussen 1080 en 1086 in Denemarken geboren als zoon van de Deense koning Knoet IV en Adelheid van Vlaanderen, dochter van Robrecht I de Fries en ging oorspronkelijk bij de naam Karel van Denemarken. Als neef van graaf Boudewijn VII van Vlaanderen (regerend van 1111- 1119) werd hij voor diens dood als opvolger benoemd. Een of twee jaar voordat hij Boudewijn opvolgde [3], trad hij in het huwelijk met Margarete van Clermont. Zijn erenaam 'de Goede' verdiende hij voornamelijk tijdens en na de hongersnood van 1124-1125 die Europa teisterde. Een incident leidde tot een verhoogde spanning tussen de Erembalden en de adel. Een ridder weigerde in 1126 een strafproces tegen een Erembalder in een tweekamp te beslechten, omdat zij niet van adel waren. Graaf Karel de Goede moet tot het besef zijn gekomen dat het breken van de macht van de Erembalden veel misstanden, misbruiken en onrust kon doen verdwijnen. Dat begon met het opeisen van de Erembalden als zijn horige onderdanen – waarbij zij de kans kregen hun adellijke afkomst te bewijzen voor een rechtbank in Kassel, een achterleen van Vijve-Ainsche dat tot de 10e eeuw in het bezit was van de SintPieterabdij van Gent. De Erembalden daagden er evenwel op met een grote legerschare, en de rechters durfden geen uitspraak doen. Op wraak belust, vernielden de Erembalden de bezittingen van de heer Tancmar van Straten, een lid van de hofhouding van Karel de Goede, die als aanzetter tot de rechtsgang werd beschouwd. Grafelijk secretaris van Karel de Goede, Galbert van Brugge, beschreef in zijn dagboek de gebeurtenissen van 1127-1128, waaronder het machtsmisbruik van de Erembalden en de moord op Karel de Goede [4]. Het ging van kwaad naar erger, want op 2 maart 1127, op een mistige ochtend te Brugge, werd Karel de Goede tijdens zijn ochtendgebed in de Sint-Donatiaanskerk vermoord [5]. Zijn kamerling, Gervaas Van Praet, wist diezelfde dag Brugge te ontvluchten, terwijl ook andere getrouwen aan de graaf werden vermoord door de Erembalds. De onverwachte dood van de graaf van Vlaanderen, en het feit dat zijn huwelijk met Margarete van Clermont kinderloos was gebleven, dompelden Vlaanderen in een crisis. In Vlaanderen was er geen onmiddellijke reactie, omdat men beducht was voor de “clan van de Erembalden” zoals de aanstokers werden genoemd. Op 7 maart 1127 kwam er een reactie. Gervaas Van Praet nam met een dertigtal ridders, waaronder zijn leenmannen, vergezeld van een duizendtal manschappen een vestiging in van de Erembalden, het kasteel van Wilfried Cnop, een broer van Bertulf, te Raverschot nabij Eeklo. Het ontmoedigde garnizoen werd al snel tot overgave gedwongen. De versterking werd vernield, enkele kopstukken van de familie werden gelyncht en hun bezittingen werden verdeeld onder de baronnen. Daarna rukte Gervaas Van Praet op naar Brugge. Wilfried Cnop kon echter met enkele van zijn mannen ontsnappen en zich kort daarop voegen bij zijn broer te Brugge. Op 9 maart 1127 werden Gervaas en zijn mannen langs de stadpoort aan het Zand door de Bruggelingen de stad binnengelaten. Met de hulp van de Bruggelingen, en later ook van de Gentenaren, werden na dagen van belegering van de grafelijke woonst de moordenaars van Karel de Goede gevangen genomen. De soldaten van Bertulf verdedigden zich heftig, maar moesten zich terugtrekken op de Burg, het castrum van de Vlaamse graven. Onder de toestromende hulptroepen bevond zich onder meer Zeger, ook Siger genoemd, de kastelein van Gent met zijn legerbende, en Iwan, de broer van Boudewijn van Aalst. Ook een massa burgers van Gent die door de kastelein waren opgeroepen, voegden zich bij de belegeraars. Op 16 maart verscheen ook nog Petronella van Saksen, weduwe van Floris I, de graaf van Holland, met haar zoon Diederik VI en een troep wapenknechten. Petronella hoopte dat men haar zoon tot graaf van Vlaanderen zou kiezen. Naar verluid werden zevenentwintig samenzweerders van de hoogste toren van de burcht naar beneden geworpen op bevel van de Franse koning Lodewijk VI (inmiddels ook aangekomen in de Vlaamse contreien). Eén van de moordenaars, Wido Van Steenvoorde, werd in Reningelst gedood in een tweegevecht met Herman Den Iseren. Het betekende het einde van de macht van de Erembalden. Gervaas Van Praet was van adel. Hij was vermoedelijk verwant met burggraaf Boldran van Brugge [6], overleden omstreeks 1060, en de familie was gevestigd in Oedelem, West-Vlaanderen, waar zij op een 10-tal kilometer van Brugge de “Heerlijkheid Praat” bestuurden. Gervaas Van Praet was een kamerling van de Graaf van Vlaanderen, een ereambt, althans in theorie belast met het toezicht op de grafelijke vertrekken en de grafelijke schatkamer. Hij was de opstand tegen de Erembalden begonnen op 7 maart 1127. In dezelfde maand werd Willem Clito [7], lid van de Vlaamse dynastie langs moederszijde en Normandiër, aangesteld als de nieuwe graaf van Vlaanderen onder druk van de Franse koning, leenheer van het Graafschap Vlaanderen. Willem Clito was evenwel nog een eind verwijderd van de macht. Willem van leper betwistte de keuze van de koning door zich meester te maken van Veurne, Cassel, Aire en Sint-Winoks-Bergen. Lodewijk VI, samen met Gervaas van Praet en vergezeld van Willem Clito, trok met een goed gewapend leger op naar leper en belegerde de stad. Dit beleg was van korte duur. De burgers van leper openden de poorten van de stad. Lodewijk en zijn soldaten stroomden de stad binnen en konden de verraste Willem gevangen nemen. Hij werd opgesloten in de gevangenis van Rijsel. Een andere opponent was Boudewijn IV, de graaf van Henegouwen. Hij viel Oudenaarde binnen en stak de stad in brand. Bevreesd voor een wraakactie van Lodewijk, keerde hij nadien in allerijl terug naar Bergen en hield er zich gedeisd. Het slechte bestuur van Willem Clito, die zijn beloften ten opzichte van de bevolking niet kon nakomen, en omwille van de toenemende armoede in Vlaanderen door het stilvallen van het de handel met Engeland [7], kwam het tot een opstand die uitmondde in de dood van Willem Clito in 1128. In datzelfde jaar kreeg het huis van Elzas zeggenschap over het graafschap, mede door de voorspraak van de Vlaamse steden die daarmee hun groeiende rol in de Vlaamse politiek gestalte gaven. Diederik van de Elzas werd geïnstalleerd als Graaf van Vlaanderen, en een nieuwe periode van welvaart en stabiliteit brak aan. Gervaas Van Praet was op 2 april 1127 door de nieuwe graaf Willem Clito, met instemming van de Franse koning, aangesteld tot nieuwe burggraaf van Brugge. In die functie kreeg hij respect van de Bruggelingen, maar kwam onder druk te staan vanwege het wanbeleid van de nieuwe graaf. Hij zwoer uiteindelijk zijn manschap aan de graaf af, en zwoer trouw aan de nieuwe graaf Diederik van de Elzas. Uit de dagboeken van Galbertus blijkt dat Gervaas zich ook actief had gemengd in de gevechten om het bewind van graaf Clito omver te werpen. De precieze leeftijd van Gervaas Van Praet werd niet vermeld. Gervaas had een broer, Lambert van Praet, vermeld in 1122. Lambert van Praet was de vader van Boudewijn I van Praet en van Ivan (Iwein) van Praet, vermeld in 1153 te Affligem. Gervaas van Praet had één dochter, Margaretha van Praet. Zij werd vermeld als non te Utrecht in het midden van de 12e eeuw.
|
|