|
Facts and Events
Name[1][3] |
Eberhard Philip Seidel |
Alt Name |
Eberhard Philip Zeijdell |
Alt Name[2] |
Everhard Philip Seijdel |
Alt Name |
Everhard Philips Zeijdel |
Gender |
Male |
Birth[1][2] |
12 Jul 1728 |
Herborn, Lahn-Dill-Kreis, Gießen, Hessen, Germany |
Marriage |
25 Jul 1752 |
Blokzijl, Overijssel, NetherlandsNG to Dirkje Brummelbos |
Other[4] |
1773 |
Voetreis naar Herborn v.v. |
Marriage Banns |
24 Mar 1787 |
Ens, Schokland, Overijssel, Netherlandsto Jacomina Wouters van Tijen |
Marriage |
14 Apr 1787 |
Ens, Schokland, Overijssel, Netherlandsto Jacomina Wouters van Tijen |
Occupation[5] |
|
Vollenhove, Overijssel, NetherlandsSchrijnwerker |
Death[2][1] |
25 Sep 1814 |
Ens, Schokland, Overijssel, Netherlandswijk 2, nr 1 |
References
- ↑ 1.0 1.1 1.2 [[1]], in Schokland door de eeuwen heen
2016.
Eberhard Philip Seidel (1728-1814) was jarenlang een zeer prominent persoon op Schokland. Ook de namen van zijn kinderen duiken regelmatig op in de archieven. Met 'een ducaat en een dubbeltje' als aanvangskapitaal was de in Duitsland geboren muzikant in Vollenhove gearriveerd.. Al gauw bleek dat hij een talentvol en ondernemend man was. Hij bespeelde verschillende muziekinstrumenten: klavier, hobo en violoncel. Toen hij hoorde dat Jan Draak, de opzichter van de paal- en waterwerken op Ens ernstig ziek was en overleed (1780) verwierf hij die functie, mede dankzij adviezen van de Vollenhover schout.
In 1793 werd hij zelf schout van Schokland: 'Ik beloove en zweere de Constitutie en Regeringsvorm dezer Provincie met het Erfstadhouder Gouverneur Capitain en Admiraalschap Generaal Erflijk in het Doorluchtige Huis van Orange en Nassauw, gehouw en getrouw te zullen aankleeven (...)' Hij was nu zowel schout als ook waterstaatsambtenaar. Zijn trouw aan het Huis van Oranje werd al spoedig op de proef gesteld toen op 18 januari 1795 Willem V in een visserspink naar Engeland vluchtte. De schout van Schokland kwam in de problemen toen de patriotten, waaronder zijn zoon Lucas, aan de winnende hand waren. Op 2 maart 1795 ontving het nieuwe Overijsselse bestuur het bericht, dat 'De Provisionele Representanten van het Volk te Ens, op het Eijlant Scokland (...) alhier de reevolutie begonnen, in ene behoorlijke order volbracht hebben (...)'. En even verder: '(...) voors is de vrijheydsboom geplant en de Vlagge opgeheyst.' De representanten vroegen aan het volk of het ook wilde 'dat de Scholtus E.P. Seydel en zijn verwalter [plaatsvervanger] van hunnen ambten ontzet zouden worden, waarop het volk eenparig antwoordde: "eene nieuwe kiezen". Seidel werd daarop van zijn functie als schout ontheven.
Opmerkelijk was dat zijn zoon de kant van de oppositie had gekozen. Maar Seidel sr. gaf zich echter niet gewonnen en schreef aan het provinciaal bestuur dat er op het eiland een situatie van regeringsloosheid was ontstaan. Daarop kwamen enkele statenleden naar het eiland om poolshoogte te nemen, maar veel informatie kregen ze niet, want de gemeenteraadsleden waren gaan vissen. Na enkele maanden was Seidel weer in zijn functie hersteld en hij zou tot 1804 in functie blijven. Zijn zoon Lucas werd toen benoemd tot waterstaatambtenaar.
In 1806 werd het Koninkrijk Holland geboren met Lodewijk Napoleon als koning. Ens en Emmeloord vielen voortaan bestuurlijk onder Overijssel (1807). Hoe de bestuurlijke verhoudingen toen werden is niet geheel duidelijk. De naam van de schout van Urk komen we nog herhaaldelijk tegen. Waarschijnlijk was Eberhard Seidel tot 1811 maire (burgemeester) van Ens (1811). Pas in 1811 volgde de fusie tot één gemeente (28 maart 1811) en werd zijn zoon Lucas Seidel de eerste burgemeester van Schokland. Eberhard kon zijn pensioenuitkering aanvullen met het kasteleinschap van de stadsherberg. Dat gebouw is nog steeds prominent aanwezig aan de haven van Vollenhove. In de zomermaanden verbleef Eberhard meestal op Schokland waar hij in 1814 overleed. Zie ook Seidel in Vollenhove
- ↑ 2.0 2.1 2.2 Overlijdensakte, in Schokland, Overijssel, Netherlands. Burgerlijke Stand
26 sep, 1814.
- ↑ Korte biografie, in Http://www.henkvanheerde.nl/vollenhove/Personen/Seidel.htm.
De naam Seidel is sinds 1749 verbonden aan Vollenhove. Toen solliciteerde een Duitse muzikant bij de Dragonders, gelegerd op het Oldehuis, maar werd uiteindelijk schout van Schokland. Zijn kleinzoon had ook die functie. Op hoge leeftijd kreeg hij de erefunctie kastelein. Een achterkleinzoon werd koffiehuishouder en 'echte' kastelein in het Raadhuis van Vollenhove. Tot 1948 deelde Restaurant Seidel het gebouw met de gemeente. Vanaf 1956 is het geen Seidel meer die er de scepter - of liever: pollepel - zwaait. De naam blijft echter, en is inmiddels in binnen- en buitenland gerenommeerd.
De uit Herborn in Duitsland afkomstige Eberhard Philip Seidel (1728 - 1814) was de eerste kastelein uit het geslacht Seidel, hij werd in 1801 benoemd. Een benoeming tot kastelein moet men in het licht van die tijd niet onderschatten, het was een heel andere functie dan tegenwoordig! Seidel was toen 73, en ook al meer dan tien jaren als schout van Schokland in functie. Hieronder zijn verhaal.
Een Duitse jongeman solliciteert in 1749 naar Vollenhove De naam van deze jongeman was Eberhard Philip Seidel. In 1808, het jaar waarin hij 80 jaar oud zou worden, schreef hij zijn autobiografie. De 119 keurig geschreven en duidelijk leesbare bladzijden werden tot een boekje ingenaaid. Het raakte in de vergetelheid. Alle feiten en wederwaardigheden waarnaar men tot aan het voorjaar van 1963 zocht, stonden in dit boekje. De door Seidel genoemde namen konden ten dele in archieven en musea, uit boeken en familiepapieren worden achterhaald. Al dit tijdrovende werk werd door de heer Hans Seidel verricht. In de Kamper almanak 1966-1967 verscheen zijn uitvoerig artikel: 'Met een dukaat en een dubbeltje'. Eberhard Philip Seidel werd op 12 juli 1728 in het Duitse Herborn geboren. Over de ligging van de stad schrijft hij: Herborn, een stad gelegen in het vorstendom Nassau-Dillenburg, anderhalf uur van de vorstelijke residentie Dillenburg gelegen. 'Vermoedelijk stammen zijn voorouders af van de Zwitserse vluchtelingen die met Wilhelm Tell naar Duitsland zijn uitgeweken'.
Deze eerste Nederlandse Seidel was een veelzijdig begaafd mens van goede huize. een levenskunstenaar niet een drang naar zelfstandigheid en moedig in het nemen van initiatief. Het was vooral een man met een groot doorzettingsvermogen en een ruime kijk op het leven; een geboren leider die openstond voor mensen uit alle lagen van de samenleving. Eberhard Philip leerde in zijn geboorteplaats niet alleen Duits en Latijn maar ook de beginselen van de architectuur en geometrie en het schrijnersvak. Door zijn leergierige aard onderhield hij goede contacten met de studenten van de academie van Herborn; een van deze studenten leerde hem "het clavier trakteeren". Hieraan was de Stads- en Academiemusicus Fischer verbonden; waarvan Seidel muzieklessen kreeg en van wiens orkestje hij later zelfs deel uit maakte.
Hofmusicus en lakei In 1747 werd door de Prins van Oranje en Nassau, Willem Carel Hendrik Friso, stadhouder der Nederlanden en vorst van Nassau, een rekwisitie uitgeschreven waarbij de dienstplichtigen van zijn Nassauer erflanden werden opgeroepen om tegen Lodewijk XV te strijden, die Staats-Vlaanderen had laten bezetten. De negentienjarige Eberhard Philip Seidel vond deze oproep onrechtvaardig; hij probeerde uit Herborn te vluchten: "maar helaas, de Poorten der stad waren gesloten!" Met de hulp van de musicus Hendrik Willem Haubach, die er tien jaren als trompetter in Franse dienst op had zitten en sedert circa 1746 tot 1748 als musicus aan het hof van de vorst van Solms verbonden was, wist de jeugdige Seidel uit Herborn te ontsnappen. Tijdens het musiceren in het plaatselijke logement had Haubach, die voor zijn plezier in Herborn logeerde, met Seidel kennisgemaakt. Op voorspraak van Haubach werd Seidel musicus en lakei aan het hof van de vorst van Solms in Braunfels. Hij speelde daar piano, cello en hobo.
Vacatures bij de Dragonders in het Brabantse Raamsdonk Hoe kwam deze Eberhard Philip Seidel nu, na verloop van twee jaar, in Vollenhove terecht? De aanleiding daarvan was een duel tussen twee hoboïsten van het Garnizoensregiment Dragonders van generaal Slippenbach in Raamsdonk, waaraan Haubach sedert 1748 als musicus verbonden was. In dit jaar werd de Vrede van Aken gesloten, waarbij de Zuidelijke Nederlanden onder Oostenrijks bestuur terugkeerden en de Staten in de ontmantelde barrièresteden weer garnizoenen mochten leggen. Bij dit duel, dat in 1749 op de degen werd uitgevochten, kwam een van de muzikanten om het leven; de andere ontvluchtte. Opeens waren er twee vacatures hij het regiment Dragonders ontstaan, dat spoedig naar Vollenhove verplaatst zou worden. Haubach schreef aan Seidel of hij ervoor voelde om naar Nederland te komen om als hoboïst bij de Dragonders dienst te nemen; hij moest zich daarvoor bij hem in Vollenhove melden. In deze tijd was het voor buitenlanders niet moeilijk om in Nederland carrière te maken: de Republiek, later het Koninkrijk, gold als het beloofde land. Toch werd Seidel door dit aanbod overvallen. Na lang beraad besloot hij ontslag te nemen en vroeg een afscheidsbrief aan. Alleen met zo'n afscheidsbrief, een soort paspoort in die dagen, kon Seidel legitiem op reis gaan. Kostbare tijd verstreek doordat deze brief lang op zich liet wachten: dit zou hem later opbreken. Door inschakeling van een van de secretarissen van de vorst kreeg Seidel de begeerde brief eindelijk in handen. Zij was echter ongeldig omdat het vorstelijke zegel en de handtekening van de vorst of diens gemachtigde ontbraken. Door een list van Seidel kwam de brief toch nog compleet, de consequenties daarvan waren echter dat Seidel zonder het hem toekomende salaris moest vertrekken.
Per postkoets, op vrachtkarren, te voet en per schuit Te voet reisde Eberhard Philip Seidel over Dillenburg, de geboorteplaats van Willem van Oranje en Prins Maurits, naar zijn familie in Herborn waar hij acht dagen bleef. Het in 1255 door Graaf Hendrik den Rijke van Nassau gestichte slot in Dillenburg zou in 1760 door de Fransen met de grond gelijk worden gemaakt. Omstreeks 20 oktober 1749 vervolgde Seidel zijn reis naar Nassau-Siegen. In de plaatselijke herberg maakte hij kennis met de bediende van een officier van het Groningse garnizoen. Samen trokken zij verder langs de rechter Rijnoever naar Keulen: vandaar ging de tocht over Emmerich en 's-Heerenberg naar Elten. Zij maakten gebruik van vrachtkarren en postkoetsen (,, ter sluik: dat is zonder ons bij den Postmeester te doen aantekenen."). Daarna trokken de reismakkers verder over Zutphen en Deventer. In Zwolle namen zij afscheid van elkaar: "Mijn Rijsgenoot ging over de Bergenbrug (Berkumerbrug) naar Groningen en ik de stad Zwol door: al vragende naar de weg naar Vollenhove. Ik ging dus de Camper Poort uit, Frankhuis voorbij en bij de Herberg de Riesebos links den Dijk af en Mastenbroek door. Ongeveer aan het einde van Mastenbroek gekomen zijnde zag ik ter regter hand een Plaats met een Tooren." Seidel meende dat het Vollenhove was. maar het bleek Hasselt aan het Zwartewater te zijn. In de buurt van Hasselt ronddolend ontmoette hij twee "perzonen" in een schuit die hem meenamen naar Genemuiden, daar bracht hij de nacht door. In het najaar van 1749 moet de deels onder water gelopen Mastenbroekerpolder er troosteloos hebben uitgezien. Het enige wat Seidel hiervan in zijn autobiografie vermeldt is dat de weg glibberig was, soms met water bedekt zodat hij "al heen en wederom slobberde". De volgende morgen vertrok hij opnieuw met een schuit ,,den Voorst voorbij" en werd 's middags aan de "Brug of Stijger" van Vollenhove afgezet. Hij gaf de schipper een "vooitje": van zijn reisgeld had hij een dukaat en een dubbeltje overgehouden.
Vacature van hoboïst vergeven Op het ogenblik dat Seidel uit de Heilige Geeststeeg rechtsaf de Kerkstraat insloeg, stond zijn begunstiger Haubach op de stoep van zijn logement met de dochter van de Iogementhouder Van Bergen te praten. Zij maakte Haubach attent op de vreemdeling en vroeg hem "Wat is dit tog voor eene? zo met goed en degen beladen." Het logement van Van Bergen werd in Vollenhove "De Schoole" genoemd. Met het gezicht naar de Grote Kerk lag het aan de linkerzijde van de Kerkstraat, ongeveer vijfenzeventig meter van de Heilige Geeststeeg verwijderd. Het huis bestaat niet meer. Schuin aan de overkant was de opvallend geklede jongeman in gesprek met een voorbijganger. "Hij droeg 'Hooghdeutsche' kleeding, het port d'épé of degenkoppel, met den Degen er in, om de hals, op het schouder, en het veleiser, of rijszak, op den rug, en den stok in den hand." Hij stak de Kerkstraat over en stevende regelrecht op Haubach af. De hoboïst van het Garnizoensregiment Dragonders begroette Seidel en vroeg hem binnen te komen. Daar kreeg hij te horen dat er reeds een hoboïst benoemd was...
Opzichter van paal- en dijkwerken op Schokland Ongeveer twee jaar nadat Eberhard Philip Seidel in Vollenhove neergestreken was, trouwde hij met een Vollenhoofs meisje, Dirkje Brummelbos (1723 - 1777). Toevallig was zij hetzelfde meisje dat met Haubach op de stoep van het logement stond toen Seidel voor het eerst de Kerkstraat in Vollenhove overstak. In zijn autobiografie schrijft hij over haar: "En ziet! zij was 't juist, welke ruim twee jaaren daarna mijn Egtgenootin wierd." Wonderlijk snel paste Eberhard Philip zich in Vollenhove aan. Om in zijn onderhoud te kunnen voorzien had hij aanvankelijk een betrekking aanvaard als bediende bij Arnout van Hoey, destijds majoor van het regiment Dragonders. Hij bekwaamde zich als schrijnwerker, een beroep dat destijds in aanzien stond, en gaf muzieklessen aan kinderen van aanzienlijke families bij wie hij in de smaak viel. Na verloop van tijd leidde dit tot zijn benoeming tot opzichter "van paal en dijkwerken van Ens". In deze tijd werd Schokland door de "Oude sloot" in twee delen gescheiden. Het noordelijke deel werd Emmeloord genoemd, het zuidelijke deel Ens. In l789 bracht Eberhard Philip Seidel het voormalige Zuiderzee-eiland in kaart, het is de oudst bekende afzonderlijke kaart van Schokland. Eens was het eiland, dat door landverlies steeds kleiner werd, met Urk en het legendarische Nagele een deel van een omvangrijk eiland dat zich tot voorbij het huidige Ketelhaven uitstrekte. Het moet in drie delen uiteengevallen zijn, waarbij Nagele op 't laatst door de opdringende zee verzwolgen werd.
De municipaliteit was aan het vissen In 1793 werd Seidel tot schout van Schokland bevorderd, hij bleef tevens opzichter van paal- en dijkwerken. Twee jaar daarna werd de Bataafse Republiek ingesteld. Tot 1810 heeft ons land nog een schijn van onafhankelijkheid gekend. Door ons traktaat van 25 juni 1803 werden wij echter geheel tot een wingewest verlaagd. Op 2 maart 1795 werd de "buitenlander" als schout van Schokland ontslagen; Seidel weigerde om zijn eed van trouw aan stadhouder Willem V te breken. Nadat de bijna zevenenzestigjarige schout eveneens geweigerd had om de protocollen en stukken over te dragen schreef hij een brief aan het provinciale bestuur waarin hij de nieuwe regering en de onhoudbare toestand op het eiland hekelde. Na ontvangst van de brief trokken de heren Sloet en De Vos van Steenwijk direct naar Schokland, waar niemand van het gemeentebestuur aanwezig bleek te zijn. Alle zojuist benoemde leden waren uit vissen gegaan en niemand kon vertellen wanneer zij zouden terugkeren. De municipaliteit werd daarop voor het gerecht ontboden maar op de vastgestelde datum kwam er niemand opdagen. "Zullende dezelve waarschijnlijk van hunne vischpartij nog niet weder zijn te huis gekomen" zo meldt het desbetreffende verslag. Op 12 augustus 1795, na een onderbreking van ruim zes maanden, werd Seidel opnieuw tot schout aangesteld. Hij bleef nog negen jaar in deze functie.
Voor een groot deel weer te voet naar zijn geboorteplaats Eberhard Philip Seidel was zijn geboorteland niet vergeten. De eerste reis naar Herborn maakte hij al op vijfenveertigjarige leeftijd. Sindsdien waren 33 werkzame jaren verstreken en zijn zoon Lucas was hem als waterstaatsambtenaar in Schokland opgevolgd. Nu had hij ruimschoots de tijd om een tweede reis naar Duitsland te maken. In augustus 1806 vertrok de achtenzeventigjarige Seidel: te voet (!) trok hij via Arnhem, Duisburg, Düsseldorf en Mühlheim (bij Keulen) naar Deutz (nu deel van Keulen), zo'n 250 kilometer gaans. Vandaar reisde hij eerst per postwagen naar Altenkirchen, vervolgens per sjees met een gehuurde koetsier over Hachenburg naar het slot van de vorst van Braunfels (bij Wetzlar), bij wie hij zevenenvijftig jaar geleden als musicus en lakei had gediend. Het bezoek van Seidel aan de beide prinsen was zo geanimeerd dat zij hem verzochten om toch ook naar hun broer te reizen, die het buitenslot Greiffenstein in het Luinerwoud bewoonde (nu een toeristische trekpleister, 'Glockenwelt'!). Na het afscheid in Braunfels stond er voor het slot een vorstelijke koets klaar die met vier paarden bespannen was, voor de rit van zo'n 24 kilometer. Met Seidels koetsier was afgerekend, hij was met de sjees weer vertrokken. Vanaf het slot Greiffenstein bij Edingen reed Seidel met een koets terug naar Herborn.
De laatste jaren Rond de tijd van zijn terugkeer in Vollenhove voltrokken zich allerlei veranderingen in ons land. Voor Schokland was bepaald dat het eiland in zijn geheel hij de provincie Overijssel zou behoren. E.P. Seidel wordt zelfs genoemd als de eerste burgemeester, maar in werkelijkheid waren er twee burgemeesters: van de dorpen Ens en Emmeloord. In 1811 werd zoon Lucas – voor korte tijd – de eerste burgemeester van de gemeente Schokland die toen werd gevormd. In het voorjaar van 1813 kwam Eberhard Philip opnieuw naar Schokland, waarschijnlijk was hij al ziek. Hij werd in het huis van zijn zoon Lucas (1760 - 1827) verpleegd. Op 25 september 1814 overleed Eberhard Philip op Schokland: een deel van zijn leven had hij besteed aan het behoud van dit eiland, dat voor de scheepvaart op de Zuiderzee een belangrijke rol gespeeld heeft. In het nieuwe Ens, onderdeel van de gemeente Noordoostpolder, is een straat naar hem vernoemd.
- ↑ [[2]], in Kamper Almanak 1966
Bijlage 1, 1966.
Afschrift van de door Eberhard Philip Seidel geschreven reisbeschrijving van de voettocht, welke hij in her jaar 1773 maakte, van Vollenhove naar Herborn, v.v,
- ↑ De ridderschap en drost van Vollenhove, in Canon van Overijssel
[[3]], 2016.
In de Grote Kerk [van Vollenhove] staan twee herenbanken, ook wel "kasten" genoemd. Ze zijn beide in deftige soberheid uitgevoerd als twee achter elkaar geplaatste zitbanken, overdekt door drie Engelse ramen, en spaarzaam versierd met rococo-ornamenten. Schrijnwerker Eberhard Philip Seidel timmerde de banken in het derde kwart van de 18de eeuw voor de Ridderschap van Vollenhove.
|
|