Heer Wouter van Egmond, ridder, die 10 Maart 1250 door Simon van Haarlem, die hem zijne zwager noemt, met verschillende goederen onder Heemskerk en omstreken werd beleend (zie beneden bewijsstuk 1).
Zijn nakomelingen bleven lange tijd in het bezit van die goederen en bewaarden zorgvullig als bewijs van hun rechten daarop de brief van 1250, die ons bekend is door twee vidimussen daarvan kort na elkaar afgegeven door Jacoba van Beyeren aan Aelbrecht van Egmond, afstammeling in de vijfde graad van heer Wouter (Hollandsche leen-kamer no 62, bl. 90 en 95v). Heer Wouter van Egmond schijnt tussen 1245 en 1248 tot ridder te zijn geslagen en komt voor - althans wanneer de identiteit kan worden aangenomen - tot 1266
(zie Oorkb. v. d. B. I no. 412, 413 en 484; II no. 151 en Nalezing no. 41).
Behalve andere kinderen, die hier niet ter zake doen, had hij een zoon Floris.
BEWIJSSTUKKEN.
1.
In den name der heyligen ende der ongescheiden drievoldicheit, ic Symon van Hairlem geheten doe te verstaen. allen luden die dese jegenwoirdigen letteren sullen
zien of horen lesen, dat, ic. verlye ende verleent hebbe mynen lieven zwager haren Wouter van Eggemonde zevendalf viertel lants ende ien vierendeel up het Hoge
dorp die upstreckende twisken den Broecksloet ende den Cukenswech, ende beghint an die stege die an die beke leyt, die Heemskerke ende sinte Sinte Agethen
dorpe sceyt, ende dairtoe achte gheerse lants dairby gelegen in den ban van Hemeskerke, welc voirgenoemt goet hair Jan van der My van my te houden plach.
Voirt so hevet dese selve hair Wouter upgedragen in mynen handen vier maden lants ende een vierendeel die gelegen siin in Hemeskerkerbroec ende achtien
gheerse lants up die grote venne in Hemeskerkerban.
Voirt so verly ic desen selven haren Wouter voirgenoemt half den tienden tot Schommeer die hair Wouter van Crayenhorst ende siin ouders te houden plagen van my
ende van mynen ouders die van der hofstede van Hairlem waren. Voirt so hebbe ic hem toegedaen ende gegeven haren Wouter voirgenoemt van my te lien te
houden twie pont Hollants des jairs ende hondert
hoenren uut des abst hurewaer in Limmen, jairlics te betalen die hoenren voirs. die een helft tot ons Heren geboirte ende die ander helft te midder tiit twisken ons
Heren geboirte ende onser Vrouwen lichtmisse, ende die twee pont Hollants voirs. tot alreheyligenmisse. Voirt so hebbe ic gegeven mynen voirgen. zwager uter
herfsbede ende vry vroemscude van Oesdom twie
pont Hollants des jairs, ende alle dese voirscr. goede hebbe ic haeren Wouter van Eggemonde mynen zwager voirgen. verlyet ende gegeven, van my te houden ende
van mynen nacomelingan tot enen erflien, dat is te verstaen nyet te versterven binnen der maichscop, die men hiet achterzusterkint. Ende omdat dit vaste ende
gestade gehouden blive so hebbe ic desen brief
bezegelt mit mynen uutgehangen zegel upten tienden dach van Mairte int jair ons Heren dusent twie hondert ende viiftich.
Kinderen:
20. i Gerrit Woutersz van Egmond, ovl. < 29 Aug 1320.
Vermeld in 1297.
getrouwd 1290 in slot Brederode te Santpoort, Aleid Uter Wike,
1 geb. 1260 in slot Brederode te Santpoort, (dochter van Willem van Brederode
en Hildegonda van Voorne) ovl. 25 Jul 1333.
Aangezien zij de visserij van IJselmonde had kwijtgescholden, verkondigde graaf Willem III op 29 aug. 1320, dat zij levenslang 30 pond Hollands jaarlijks
zou krijgen uit de bede van Waterland.
Ned. Leeuw 1926 kol. 239:
Aleid uter Wike. Voor haar kan men het opstel van Jhr. Beelaerts raadplegen (zie bij haar zuster). Zij wordt, in 1300 en 1305 in de testamentaire
bepalingen harer zuster Alverade vermeld en is wel bedoeld in het Necrologium van Egmond op 25 Juli 1333, als Aleydis domina de Wijck (van Wijn, blz.
20). Haar neef Henric was haar erfgenaam, doch verkocht zijn rechten aan heer Jan van Polanen (Reg. Hann. blz. 222). Jhr. Belaerts houdt voor haar
echtgenoot Gerard heeren Woutersz., vermeld in 1297, als wiens weduwe zij in 1330 een jaarrente van den graaf ontvangt.
+ 21. ii Floris Woutersz van Egmond.
