Hendrik van Bergaigne senior (Schouten 1636 - 1657)
Het had natuurlijk weinig zin voor de staten generaal om en kwartierschout te benoemen, die zich ertoe beperkte om na lange aarzeling vanuit de verte brieven te schrijven, zelfs niet als hij daarin tenslotte een bevelende toon durfde aan te slaan. Dan kon men beter iemand nemen, die zich - zij het dan onder zwaar militair escorte - in het verre Kempenland durfde begeven, om daar de orders van de staten generaal uit te voeren, al was het dan op zo'n wijze, dat zijn eigen portemonnaie er belangrijk dikker door werd.
Omdat de staten generaal intussen ondervonden hadden, dat Kempenland het centrum van verzet was tegen hun aspiraties, benoemden zij Hendrik van Bergaigne, die reeds sinds 1629 hoogschout was van stad en Meierij, d.d. 1636.02.07 tevens tot kwartierschout van Kempenland en schout van Oirschot. Bergaigne kon natuurlijk deze cumulatie van functies niet persoonlijk uitoefenen. Hij benoemde daarom Abraham Tempelaer tot zijn stadhouder voor Kempenland en stuurde hem nog dezelfde maand uit om gewapenderhand het kwartiersarchief in beslag te nemen. Zo ontstond een jarenlang proces tussen het kwartier en zijn schout, dat eindigde met de erkenning door de raad van Brabant van het gewoonterecht van het kwartier en de vastlegging daarvan in het reglement van 1641, waaraan Bergaigne zich echter weinig gelegen liet liggen.
Tegelijk wilde hij het kwartier dwingen om Abraham Tempelaer als rentmeester te erkennen, hetgeen eveneens resulteerde in een jarenlange procedure.
Hij beschreef een vergadering van de ordinaris-gecommitteerden in 's-Hertogenbosch en toen men zijn voorstellen niet wilde aanvaarden, nam hij enkelen van hen gevangen. Daaruit lering trekkend weigerden zowel de ordinarisgecommitteerden als de kwartiersvergadering om 'zich te laten beschrijven' buiten het kwartier, hetgeen ook in strijd was met de gewoonten.
Hij was wel ruimdenkend wat betreft zijn declaraties, zodat er ook moeilijkheden ontstonden over zijn vacatiegelden als schout van Oirschot. Na de vrede van Munster was men vrij weerloos overgeleverd aan de willekeur van dit heerschap en zijn zo mogelijk nog meer gehate stadhouder.