Family talk:Reint Alberda tot Enum and Clara Jarges (1)

Watchers

[5 June 2015]

Van de hoofdtekst gescheiden door een grotendeels afgekapte maar nog juist herkenbare doodskop met gekruiste doodsbeenderen is geheel onder aan de steen de spreuk MORS ULTIMA LINEA RERUM geplaatst. Deze spreuk komt in Eenum ook voor op de zerk voor Willem Ubbena (†1631) en is daar vrijwel zeker aan ontleend. Het is een citaat uit een der brieven van Horatius, zij het met een kleine variant. Horatius schrijft: Mors ultima linea rerumst, waarbij het laatste woord een samentrekking is van rerum est. De zin zonder -est blijft evenwel correct Latijn. De spreuk betekent: de dood is de eindstreep der dingen. Het beeld is ontleend aan de wedloop in het stadion: de startstreep, die ook finishlijn is, wordt gedurende de ronden van de wedloop meermalen overschreden, tot op zeker ogenblik de laatste ronde is afgelegd.

Bij een eerste kennismaking met de steen lijkt niets de conclusie in de weg te staan dat hij is aangebracht om de herinnering levend te houden aan Reindt (II) Alberda, heer van Eenum, zoon van Reindt (I) Alberda en Clara Jarges, echtgenoot van Johanna Horenken.

Maar er is meer. Want dezelfde Reindt Alberda, wiens waardigheden in de tekst worden vermeld, laat samen met zijn vrouw ook een grootse kwartierstaat Alberda-Horenken schilderen, in de vorm van een loofboom. Naast en onder de boom is de borg te Eenum afgebeeld. Van de 64 mogelijke kwartieren in de hoogste takken ontbreken er 8, omdat het wapen Van Hulten van de schoonmoeder van Reindt I niet is geschilderd en al haar voorouders dat lot delen.

Wat schuilt hier achter? Het moet al hoogst onwaarschijnlijk worden geacht dat Reindt II, die over zijn voorgeslacht verder uitnemend blijkt te zijn geïnformeerd, niet heeft geweten uit welk geslacht zijn grootmoeder van moederszijde stamt. De gedenksteen met het wapen Van Hulten toont bovendien dat hij niet onwetend kan zijn. Als de sterfdatum inderdaad door een andere hand is ingekapt is het zelfs mogelijk dat het opschrift met de functies van Reindt al bij zijn leven is aangebracht. Het heeft er alle schijn van dat hij zijn afstamming van zijn grootmoeder Anna van Hulten niet heeft willen weten. Maar waarom prijkt het versmade wapen dan wel op zijn steen? Kan het zijn dat de steen al veel langer, in relatie met zijn vader en moeder bestand?. We zullen ons een weinig verdiepen in zijn geslacht en ons tegelijkertijd rekenschap geven van het belang dat adellijke borgbewoners in de 17e en 18e eeuw aan hun afstamming hechtten. In 1686 overlijdt op haar borg te Godlinze Everdina Ubbena, weduwe van Herman Clant [19]. Van haar erft een neef, Reindt (I) Alberda, 1630-1691, de borg te Eenum met alles wat daar bij behoort [20]. Anders dan zijn tante gaat hij er wel wonen, waarschijnlijk al voor haar dood. Hij trouwt twee maal: eerst met Elisabeth Wicheringe, 1630-1656, daarna met Clara Jarges, 1635-1694 [21].

De ouders van Reindt Alberda en ook zijn vier grootouders behoren tot de bekende Ommelander geslachten, evenals die van Clara's vader, Coppen Jarges, 1575-1642, hoofdeling te Saaksum en secretaris van Westerwolde. Clara's moeder is Anna van Hulten, geboren in 1592 te Leeuwarden en overleden in 1652. Coppen en Anna zijn getrouwd te Groningen in 1617, kort na de reductie van 1594, als de Ommelander adel nog geen gesloten stand vormt. Weliswaar is Anna's vader Lucas van Hulten een vermogend burger van Groningen en haar moeder de burgemeestersdochter Hiske Baroldes (Barels), maar de familie Van Hulten, waarvan de leden later velerlei ambten in de Stad bekleden, behoort niet tot de later zo gesloten kaste van de Ommelander jonkers. In 1617 speelt dat nog geen rol, en blijkbaar ook nog niet als Reindt en Clara - vóór 1662 - trouwen. Reindt Alberda overlijdt 5 november 1691 "nae een langduirende siekte" te Groningen en wordt aldaar begraven. Zijn weduwe sterft in 1694. Hun oudste zoon, eveneens Reindt (II) genaamd, volgt zijn vader op als heer van Eenum. Hij is geboren in 1662, overlijdt 15 januari 1724 "nae een lange en uijtterende siekte" en wordt op 1 februari's avondts tusschen 8 en 9 uir int choor van dese kecke tot Enum begraven [27]." Zijn huwelijk met Johanna Horenken is in 1685 voltrokken. Zij leeft van 1661 tot 1708 en vindt haar laatste rustplaats in de Martinikerk te Groningen. Ten tijde van dit echtpaar komt in 1704 het orgel in de kerk te Eenum tot stand. De heraldieke versiering, met vermelding van hun namen, beperkt zich tot de wapens van de wederzijdse ouders, Alberda-Jarges en Horenken-Van Isselmuden. Als men in beginsel al verder heeft willen gaan, dan gebiedt het standsbesef hier halt te houden. Men schaamt zich diep voor de afstamming van niet-adellijke voorouders zoals Reindt zijn grootmoeder Anna van Hulten met haar voorzaten ongetwijfeld heeft beschouwd. Nu de Ommelander adel een selecte gesloten groep vormt, is het zonder meer tot een schande geworden een familierelatie met buitenstaanders te hebben. Vooral de mislukte poging van een groep jonkers om in 1661-1662 een formele ridderschap in te voeren heeft het standsgevoel versterkt. Buiten Stad en Lande bestaan zulke ridderschappen wel. Wie als Ommelander jonker buiten de gewestelijke grenzen komt, moet in feite erkennen dat hij een onzekere status bezit. Juist die onzekerheid kan er toe hebben bijgedragen dat de jonkers zich meer en meer voor ongewenste elementen gaan afgrendelen. Het kan een boeiend onderzoek zijn in het talrijker wordende aantal goede genealogieën eens na te gaan in welke tijden en in hoeverre de jonkers en freules een huwelijkspartner buiten hun eigen kring hebben gevonden. Niet slechts in het heden wil men geen mésalliances, ook het verleden wordt er naar gemodelleerd. Wie zijn voorgeslacht heraldisch zo indrukwekkend mogelijk wenst uit te beelden (en die behoefte is ruimschoots aanwezig) maar toch geminachte voorouders wil verhullen moet wel zijn toevlucht nemen tot andere, weinig kiese maatregelen. We bezien nog eens de eerder genoemde kwartierstaat van Reindt Alberda en Johanna Horenken. De adellijke afstamming van de echtelieden is er in volle heraldieke pracht op weergegeven. Maar zeer in het oog lopend en de compositie schadend is het dat de kwartieren van Anna van Hulten hier zijn weggelaten als zijn ze onbekend. Ze zijn werkelijk doodgezwegen. Dieper verloochening is nauwelijks denkbaar. Kunnen we ons voorstellen dat Reindt II opdracht zal hebben gegeven om op zijn gedenk- steen toch het wapen Van Hulten aan te brengen? De hypothese dat er een steen van zijn ouders - voor welk doel dan ook gereed gemaakt - ter beschikking staat is in ieder geval op kunsthistorische gronden niet aanvechtbaar. Bij de beoordeling hebben we rekening te houden met het artistieke vertragingseffect van de perifere ligging van Stad en Ommelanden. Als we daar minder de nadruk op leggen, dan pleiten de stijfheid van de strikjes en van de guirlandes links en rechts eerder voor een datering op het eind van de 17e eeuw dan een eindweegs in de 18e. Maar de lichtere, minder bewogen ornamentiek en de overzichtelijker vlakverdeling, die in de late zeventiende eeuw in de plaats komen van de kenmerken der klassicistische barok met haar zwaardere en heftiger vormentaal, blijven ook in de eerste helft van de 18e nog in zwang. Bij het overlijden van Reindt II Alberda schreef dominee Abraham Marterstek, predikant te Eenum [35], die in het overlijdensregister aan de leden van het geslacht Alberda menigmaal een in kundig Latijn gesteld getuigenis meegeeft, onder het stervensbericht:. Hoc Epithapium (sic) in Defunctum Toparcham composui. Heic Reindt Alberdae proh! mortua membra quiescunt,. Formata ex fragili pulvere, pulvis erunt. Ast Animam capiunt Habitacula splendida coeli,. Quae Christo capiti jam sociata suo est. Siste gradum, lector, per me condiscito, Quod sit. Vita Hominum pulvis, bulla, cinisque, nihil.. Dr. H. Schoonhoven te Westlaren is zo vriendelijk geweest voor een passende vertaling van dit gedicht te zorgen, welke met haar metrische regelval recht doet aan het origineel:. Ik heb dit grafdicht op de overleden hoofdeling vervaardigd. Hier rusten, ach! van Reindt Alberda de gestorven leden;. uit broos stof gevormd zullen zij stof weder zijn. Doch zijn ziel vindt haar woon in de stralende woonstee des hemels,. en verenigd is zij thans met Christus, haar hoofd. Houd Uw tred even in, gij lezer, en wil van mij leren,. dat 's mensen leven is: stof, een waterbel, as, niemendal.. Bij de vierde regel kan worden verwezen naar de bijbeltekst Epheziërs 4: 15. Regel vijf herinnert aan oude Romeinse grafschriften, waarop de wandelaar - zoals hier de lezer - in dezelfde trant wordt toegesproken. Helaas werd dit fraaie en tot nadenken stemmende gedicht niet werkelijk als grafschrift gebruikt. Reindt Alberda moest het, zoals we hebben gezien, met een opschrift van veel geringer kwaliteit doen. Eenum vererft na Reindts dood op zijn oudste dochter Clara Alberda. Zij overlijdt in 1732, ook haar tweede man Willem Alberda van Dijksterhuis overlevend. Hun dochter Susanna Johanna Alberda, 1718-1799, erft Eenum in 1744 en huwt in 1750 Willem van In- en Kniphuisen, 1700-1768, heer van Nienoort. Hij is een zoon van Hendrik Ferdinand van In- en Kniphuisen en Aurelia Jarges. Zijn grootouders zijn Haro Caspar van In- en Kniphuisen en Petronella Anna Lewe, mitsgaders Schelto Jarges en Johanna Alberda. En deze Schelto is weer een zoon van Coppen Jarges en Anna van Hulten, dus een broer van Clara Jarges, de vrouw van Reindt I Alberda van Eenum. Zulke verstrengelingen zijn bij de gewilde beperkte huwelijkskeus verre van zeldzaam. De 16 kwartieren van Willem van In- en Kniphuisen zijn in werkelijkheid:. Kniphuisen Lewe Jarges Alberda. Freitag Hooftman Van Hulten Ubbena. Amelunxen Coenders Entens Schatter. Haren Roltman Bareis Coenders. Tot de nagedachtenis van Willem - die met zijn vrouw Susanna op de Nienoort is gaan wonen, al brengen ze jaarlijks nog wel enige tijd in Eenum door - wordt in de kerk van Midwolde een rouwbord opgehangen. Maar ook de adeltrots van de heren en vrouwen van de Nienoort verdragen het niet in de schaduw van het fraaie marmeren grafmonument te prijken met de kwartieren Van Hulten en Barels. Wat te doen? Men vindt een oplossing die sierlijker, maar tegelijk misleidender was dan die op het wapenbord Alberda-Horenken. De kwartieren van de moeder van de overledene, Aurelia Jarges, werden in plaats van met de kwartieren van haar vader Schelto aangevuld met die van haar grootvader Coppen Jarges, en zo kon het voorgeslacht Van Hulten worden omzeild. Aldus werden op het rouwbord als moederlijke kwartieren aangebracht:. Jarges Alberda. Froma Ompteda. Heeralma Uiterwijck. Ter Lane Harsens.--henk 17:43, 5 June 2015 (UTC)