Person:Leonardus Offerhaus (2)

Watchers
     
Prof. Dr. Leonardus Offerhaus
m. 12 Oct 1698
  1. Prof. Dr. Leonardus Offerhaus1699 - 1779
  2. Elisabeth Magdalena Offerhaus1701 - 1728
m. 24 Jul 1731
  1. Ds. Hermannus Johannes Offerhaus1734 - 1788
  2. _____ Offerhaus
  3. Elisabeth Offerhaus1736 - 1795
  4. Cornelia Offerhaus1738 -
  5. Cornelia Christina Offerhaus1742 - 1810
Facts and Events
Name[1] Prof. Dr. Leonardus Offerhaus
Gender Male
Birth[1] 18 Nov 1699 Hamm, Mark, Westfalen, Preußen, Germany
Occupation[2][3][4] 1725 Lingen, Hannover, Preußen, GermanyHoogleraar
Occupation[2][3][4] 1728 Groningen, Groningen, NetherlandsHoogleraar Geschiedenis 1728-1779, tot 1752 tevens hoogleraar Welsprekendheid
Marriage Banns 23 Jun 1731 Groningen, Groningen, NetherlandsNG
to Cornelia Huysinga
Marriage Banns 7 Jul 1731 Delft, Zuid-Holland, NetherlandsNG
to Cornelia Huysinga
Marriage 24 Jul 1731 Delft, Zuid-Holland, NetherlandsNG
to Cornelia Huysinga
Occupation[2][3][4] 1752 Groningen, Groningen, NetherlandsHoogleraar Geschiedenis, tevens hoogleraar Aardrijkskunde en Romeinse Antiquiteiten
Burial[1] 18 Oct 1779 Groningen, Groningen, Netherlands

Prof. Dr. Leonardus Offerhaus (wikipedia), zoon van Christian Gerhard Offerhaus is geboren in 1699 in Hamm, Mark, Westfalen, Pruisen. Hij trouwt in 1731 met Cornelia Huysinga, geboren in 1702 in Delft, dochter van Hermannus Huysinga en Cornelia van Vliet. Leonardus Offerhaus overlijdt in 1779 in Groningen op een leeftijd van 79 jaren, Cornelia 28 jaar eerder (1751) in Groningen op een leeftijd van 49 jaren. Uit hun huwelijk worden vijf kinderen geboren, waarvan drie hun jeugd overlevden: Hermannus Johannes Offerhaus (1734 - 1788, beiden Groningen) Elisabeth Offerhaus (1736, Groningen - 1795, Veere). Zij is bekend als dichteres van gelegenheidsverzen. Ze huwt in 1756 in Groningen met Nicolaus Matthaeus d'Assonville, heer van Brigdamme. Na zijn overlijden huwt zij opnieuw in 1770 met John Gregorie (Veere, 1729), conservator der Schotse Natie. Cornelia Christina Offerhaus (1742 - 1810, beiden Groningen). Ze trouwt in 1762 met Mr Jodocus Henricus Warmolts, advocaat bij het Hof van Stad en Lande te Groningen. Leonardus Offerhaus volgt in de voetsporen van zijn vader en volgt een wetenschappelijke loopbaan. Na de Latijnse School van Gouda begint hij in 1716 bij zijn vader in Deventer met de theologiestudie, die hij vanaf 1723 voortzet in Utrecht. In 1725 wordt hij aangesteld als hoogleraar geschiedenis en welsprekendheid te Lingen. Hij begint zijn colleges met een oratie over de geschiedenis van de vervolging van de Waldenzen. Godvrezend hoogleraar en rector


Prof. dr. Leonardus Offerhaus, naar een origineel van Jan Abel Wassenbergh Enkele jaren later, op 29 juni 1728, wordt hij hoogleraar in dezelfde vakken te Groningen. In zijn openingsrede De caussis incrementi Antichristi sex prioribus seculis, sive de Antichristo in utero, ante ipsius ortum et nativitatem beschrijft hij de invloed van de antichrist in de kerkgeschiedenis tot 600, die hij als een tijdvak van toenemend verval van de oorspronkelijk zuivere kerk ziet. In 1739 publiceert hij een chronologie van de antieke periode, Spicilegiorum historico-chronologicorum, waarbij hij de gegevens uit de Bijbel en de klassieke geschiedschrijvers probeert te harmoniseren. In de loop der jaren verschuift Offerhaus' belangstelling zich steeds meer van de kerkelijke en de Bijbelse geschiedenis naar de algemene geschiedenis. Vanaf 1752 doceert hij ook de vakken vaderlandse geschiedenis, aardrijkskunde en Romeinse antiquiteiten. Offerhaus doet weinig origineel onderzoek, maar is gezien de populariteit van zijn handboeken voor de algemene geschiedenis en de vaderlandse geschiedenis wel een goed docent. De boeken worden aan verschillende universiteiten gebruikt voor het onderwijs. Hij vervult driemaal de functie van rector van de Groninger universiteit. In 1778 wordt hij op eigen verzoek door de prins benoemd tot professor honorarius. Van 1744 tot 1779 is Offerhaus eveneens werkzaam als bibliothecaris van de Groninger universiteitsbibliotheek. Hij zorgt voor een nieuwe catalogus van de collectie, die in deze tijd een van de beste in Europa is op het terrein van de recente geschiedenis. Offerhaus bekleedt driemaal het Rectoraat van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Op de website van de RUG staat dat menig student of alumnus de naam Offerhaus wel bekend in de oren moet klinken, omdat er veel hoorcolleges plaatsvinden in de naar deze rector vernoemde Offerhauszaal. Van slechts een naam op het collegerooster komt Leonardus Offerhaus even tot leven middels de hiernaast afgebeelde prent uit 1775. Een godvrezend man die vooral door zijn werk binnen de universiteit als docent en rector bekend is gebleven. Het onderschrift luidt:


Leonardus Offerhaus spreekt op 75-jarige leeftijd zijn alumni op vermanende en godvrezende wijze toe. De spreuk onder is in de tekst overgenomen hiernaast. (Rijksmuseum 1775). Kerkvaders, Letterjeugt, en, wie het hebt begrepen Op wijs en vroom! verlangt ge een spiegel, die niet vleit; Hier is er een, door Eeuw en Godts-kunde opgesleepen: Hoe valt der waarheidsdach op blinkende Eerlijkheit. L. Trip Afscheid van een waardige grijsaard Het afscheid van zijn loopbaan op 78-jarige leeftijd en zijn overlijden kort erna worden treffend beschreven in het Gedenkboek der Hoogeschool te Groningen van auteurs Jonckbloet en Boeles (1864): Den dag te mogen beleven, waarop bij het feest eener vijftigjarige ambtsbediening te Groningen kon vieren, was een voorregt, waarover de waardige grijsaard, die den roem van eene uitgebreide en naauwkeurige geleerdheid te bezitten, steeds behouden had, zich met zijne ambtgenooten, innig verheugde. De hoogleeraar Arntzenius begroette den jubilaris met een uitvoerig dichtstuk, dat ook is uitgegeven onder den titel Gratulatio viro Cl. Leonardo Offerhaus, cum quinquagesimum gesti in Acad. Gron. Omland. muneris annum celebraret, facta in Choro templi Academici, d. XVIII Junii 1778. Den 12 Mei 1779 werd hij op de meest eervolle wijze van zijne werkzaamheden ontheven en tot Professor honorarius verklaard. Eene korte rust was hem slechts vergund; immers daalde de zoo algemeen hooggeachte man reeds den 18 October d.v. ten grave.

Image Gallery
References
  1. 1.0 1.1 1.2 Genealogie Offerhaus, in Nederland's Patriciaat: Genealogieën van bekende geslachten. ('s-Gravenhage: Centraal Bureau voor Genealogie, 1910-)
    46, blz 326 e.v., 24 JUL 1731.
  2. 2.0 2.1 2.2 [[1]], in Universiteitsmuseum Groningen.
  3. 3.0 3.1 3.2 [[2]], in Van der Aa, Abraham Jacob. Biographisch woordenboek der Nederlanden: bevattende levensbeschrijvingen van zoodanige personen, die zich op eenigerlei wijze in ons vaderland hebben vermaard gemaakt. (Haarlem: J. J. van Brederode, 1852).

    OFFERHAUS (Leonard), zoon van den vorige, werd 26 Dec. 1699 te Hamm geboren, ontving zijne eerste letterkundige opleiding te Wezel, kwam in 1706 op het gymnasium te Deventer, en in 1714 te Gouda, waar hij Westerhovius tot leermeester had. In 1720 werd hij student te Deventer, vervolgens te Utrecht, en in 1725 hoogleeraar in de geschiedenis en welsprekendheid te Lingen, welk ambt hij met een Oratio de persecutione Waldensium aanvaarde. In 1728 benoemden Curatoren hem tot Hoogleeraar in dezelfde wetenschappen te Groningen en hij aanvaardde den 29 Julij dit ambt met een oratio de causis incrementi Antichristi sex prioribus seculis sive de Antichristo in utero ante ipsius ortum et natitavit. In plaats der Professio linguae Latinae werd hem in 1752 het onderwijs in de vaderlandsche geschiedenis en aardrijkskunde opgedragen. De algemeene geschiedenis behandelde hij aanvankelijk naar aanleiding van het Ralionarium temporum van Petavius tot dat zijn eigen Compendium (Gron. 1751) het licht zag. Bij het onderwijs der geschiedenis des vaderlands gebruikte hij zijn Compendium hist. foeder. Belgii (Gron. 1765), bij dat in de aardrijkskunde het Compendium Cellarii. Ook onderwees hij de Romeinsche Antiquiteiten, en in 1776/77 hield hij voorlezingen de historia virorum eruditorum. Driemaal bekleedde Offerhaus het rectoraat. De onderwerpen zijner oratien, bij de overdragt gehouden, waren: in 1739 de Caroli crasso, insigni alternantis fortunae exemplo; in 1746, de caussis invalencentis Barbariei; in 1747 (als Prorector), de singulari Romanorum in re militari prudentia; in 1755 de Originibus gentium foederatum Belgium incolentium. In 1752 hield hij eene Laudalio funebris W.C.H. Frisonis. Gron. 1752.
    Na het overlijden van Rossal (1744) werd hij Bibliothecaris der Academie, in welke betrekking hij uitgaf: Catalogus Bibliothecae Acad. Gron. (Gron. 1758).
    Bij gelegenheid dat hij het feest zijner vijftigjarige ambtsbediening te Groningen vierde, begroette de hoogleeraar Arnt-
    [p. 50]
    zenius den jubelaris met een uitvoerig dichtstuk, onder den titel van Gratulatio viro Cl. Leonardo Offerhaus cum quinquagesimum gesti in Acad. Gron. Omland. numeris annum celebraret, facta in choro templi Academici d. XVIII Junii 1778, waarbij Latijnsche en Nederduidsche verzen van anderen zijn toegevoegd, o.a. Gratulatio nomine quindecim nepotum facta a Leone Warmolts. Vroeger verschenen Carmina ad virum celeb. Leon. Offerhaus in VIII Kal. Mart. 1775, den dag van zijn 50jarig professoraat
    Den 12 Mei 1779 werd hij op de meest eervolle wijze van zijne werkzaamheden ontheven en tot professor ordinarius benoemd. Hij stierf reeds den 18 October daaraanvolgenden.
    Hij huwde Cornelia Huijsinga, reeds in 1751 overleden, hem drie kinderen nalatende: Herman Johan, predikant te Winsum, Elisabeth, eerste echtgenoote van N.M. d'Assonville, daarna hertrouwd met Joh. Gregori te Vere en Cornelia Christina, echtgenoote van Mr. J.H. Warmolts. Zijne afbeelding vindt men vóór de 3e uitg. van zijn Compend. hist. univ. en vóór die van Schröckh De hoogleeraar de Rhoer hield een lijkrede op hem.
    Hij schreef: Compendium historiae Universalis, quo res sacrae ac profanae in orbe et ecclesia gestae brevissime exhibentur Gron. 1751, 1756, 1775. Ed. J.M. Schröck. Lips. 1772 2 vol. 8. ‘Ce n'est qu'une refonte dans le sens du système religieux des Protestans du Rationarium temporum de Petau.’ Biogr. Univ.
    Diss. hist. philol. de vita Salvatoris privata et publica. Devent. 1720 4o.
    Compendium Historiae Foederati Belgii per modum Annalium in usum juventutis Academiae concinnatum Gron. 1753.
    Specilegiorum Historico-chronologicorum Libri tres, Quibus chronologia sacra, origines et fata Regnorum per Orientem, ut et Graecorum migrationes exhibentur. Accedunt Disputationes duae, de Ptolomaeo Aulete, et Vita Salvatoris publica et privata. Nec nen Disputatio in Epistola instituti a Viro Clarissimo Gerhardo ten Cate, qua dubiorum et difficilium quorumdam e Prophetis locorum explicatio Evangelicae Historicae congruens traditur. Gron. 1759 4. Dit werk gaf aanleiding tot een letterkundigen twist met J.G. Walther.
    Korte schets van de volken, die weleer 't gezegend Nederland bevolkt en bewoond hebben (Haarl. 1761 8o.), ook in Verh. v.d. Haarl. Maats. der Wetens. D. VI.
    Zijne Oratio funeb. Guil. Car. Henr. Frisonis is door mr. Lucas Trip in het Nederd. overgezet en ziet het licht.
    Disput. Theol. de ecclesia apostolica totius Ecclesiae. N.
    [p. 51]
    T. matre, ad Galat. IV:26. Ultraj. 1724 4. door Wolf in zijn Curae. philol. et crit. T. II p. 750 verkeerdelijk aan Lampe toegeschreven.
    Oratio de persecutione Waldensium Ultraj 1725 4.
    Diss. histor. de antiquo Assyriorum imperio. Lingen, 1727. 4.
    Diss. altera acad. de monarchia Assyriorum dilaterata, Lingen 1727 4o.
    Oratio de Antichristo in utero. Gron. 1728. 4o.
    Diss. histor. chronolog. exhibens synchronismum rerum paullo ante captivitatem Babylonicum gestarum. Ibid. 1730. 4o.
    Diss. hist. chronolog. de rebus sub. Nebucadnezare magno in oriente gestis. Ibid 1734.
    Diss. hist. Chronol. allera de rebus sub. Nebucadnezare. Ibid. 1734. 4o.
    Diss. de rebus a morte Nebucadnezaris ad Cyri exitum in Oriente gestis. Ibid. 1737. 4o.
    Epistola ad virum doctissmum I, Georg. Waltherum, A.M. qua dubia, ab ipso de aere templi mota, renovantur et ratio putandi tempora in Spicilegiis propopsita illustratur et confirmatur. Gron. 1741 4o.
    Epistola ad Leon. Offerhausium, in qua dubiorum et difficilium quorundam e Prophetis locorum explicatio, Euangelicae historiae congruens, in Offerhusii Specïl. Hist. chronolog. p. 577 seqq.

    Zie J. de Rhoer, orat. funeb. in obitum L.O. Gron. 1761 4o.; Sax, Onum. T. VI, p. 316, Anal. p. 708, H. Muntinghe Acta Secul. Acad. Gron. p. 130. J.F. Wachter Geschichtl. Nactrichten über das Hammsche Gymn. s. 71.
    Bouman Gesch. d. Geld. Hooges. D. II bl. 147, 148, 151; Schotel, kerk. Dordr. D. II. bl. 382. Biogr. Univ., Meusels Lex, Th. X. s. 214-218; Adelung en Rotermund; Kobus en de Revecourt. Ziegler, Hamburg. Verm. Bibl. I. B. 2 St. S. 288; J.D. Michaelis, Dissert. de prisca Hierosol. cujus cives christiani sunt Dez. Paraphras S. 38; Hombergers, gelehr. Teutschl. S. 537. Neue gelehrte Europa Th. 1. S. 30-39. Th. IX. S. 91-92; F.C.G. Hirschig, Hist. Litt. Handb. IV; Nova acta erud. 1742. P. I. p. 111-129, Miscell. Gron. T. III. P. III. p. 523; Bibl. Hag. Cl. II. p. 627; Bibl. rais. Tom. IV p. 700; Nova. Misc. Lips. vol. IV. p. 3999. D. XXV. p. 63. seqq. Novi. Bibl. Dec. 1740. p. 456, 1741. Mars. p. 532; van Eck en Bossche, Tweehond. jarig jubelf. d. Doorl. school te Deventer p. 108. Gedenkboek der Gron. hooge school bl. 400; Boekzaal der gel. wereld, 1787 à bl. 648, 649, 1779 a bl. 535, b bl. 734, 494. Cat. der Maatschappij van Ned. Letterkunde. D. II. bl. 39, 77. Muller, Cat. v. portr.

  4. 4.0 4.1 4.2 [[3]], in Molhuysen, P. C (Philip Christiaan), and P. J. (Petrus Johannes) Blok. Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. (Leiden: A.W. Sijthoff, 1911-1937).

    OFFERHAUS (Leonardus), zoon van Christiaan Gerhard Offerhaus en Margareta Heshuysen, geb. te Hamm 18 November 1699, gest. te Groningen 18 October 1779. Hij genoot zijn eerste onderwijs te Deventer en te Gouda en werd in 1716 te Deventer als student ingeschreven, waar zijn vader destijds hoogleeraar was; hij voltooide zijn studiën te Utrecht en te Leiden. Reeds in 1725 werd hij benoemd tot hoogleeraar in de geschiedenis en de welsprekendheid te Lingen, welk ambt hij met een Oratio de persecutione Waldensium aanvaardde. Niet lang daarna werd hij benoemd tot hoogleeraar in dezelfde vakken te Groningen; 29 Juni 1728 aanvaardde hij dat ambt met een rede De caussis incrementi Antichristi sex prioribus seculis, sive de Antichristo in utero, ante ipsius ortum et nativitatem. Ook gaf hij onderwijs in de latijnsche taal en letterkunde; maar in 1752 werd hem in plaats daarvan dat in de vaderlandsche geschiedenis en de aardrijkskunde opgedragen. Ten behoeve van zijn onderwijs publiceerde hij twee veel gebruikte handboeken: het Compendium historiae universalis (Gron. 1751; herdr. 1756, 1775 en later) en het Compendium historiae foederati Belgii (Gron. 1763). Zijn verder wetenschappelijk werk wordt meest gevormd door oratiën: De Carolo Crasso insigni alternantis fortuna eexemplo (1739); De caussis invalescentis Barbariei (1746); De singulari Romanorum in re militari prudentia (1747); Laudatio funebris W.C.H. Frisonis (1752); De originibus gentium foederatum Belgium incolentium (1755). In 1744 werd hij na den dood van Rossal benoemd tot bibliothecaris der academische boekerij; als zoodanig gaf hij den Catalogus bibliothecae academicae Groninganae (Gron. 1758) uit. In Juni 1778 herdacht hij zijn gouden jubileum als hoogleeraar. In Mei
    [p. 384]
    1779 werd hem eervol ontslag verleend. Hij was gehuwd met Cornelia Huysinga, die in 1751 overleed.
    Prenten door J. Houbraken en Thaenert. Portret door onbekenden schilder in de universiteit te Groningen.
    Zie: Nieuw Geleerd Europa I, 30 vlg.; IX, 91 vlg.; Boeles, Levensschetsen der Groninger hoogleeraren, in Jonckbloet Gedenkboek, 69 vlg. en de daar aangehaalde bronnen.
    Brugmans